De zeldzame Wilde averuit, Artemisa campestris subs. campestris, is een, net als de Bijvoet, nogal op een struik lijkend kruid. De kleine hoofdjes van 3 mm breed met bloemetjes duidt erop dat het een Composiet is, maar dan wel een soort die door de wind bestoven wordt. De stengels zijn taai en rood bruin van kleur. De bladeren zijn ingesneden en meervoudig geveerd, terwijl de bladslippen maar 1 mm breed zijn. Beharing is in het voorjaar aanwezig, maar in de zomer is de beharing op de bladeren niet meer te vinden. Het is een overblijvende plantensoort met een grote ondergrondse wortelstok.
Binnen de familie van de Composieten kennen we een aantal plantensoorten met onopvallende bloemen, die dan ook vaak tot de groep van de wind-bestoven planten behoren. De Bijvoet is hiervan de meest voorkomende soort en ook de plantensoort die met name voor mensen die gevoelig zijn voor het pollen van deze soort het meest bekend is. Een nauw aan de Bijvoet verwante soort is de Wilde averuit, Artemisia campestris subsp. campestris L., die zeldzaam is en op de rode lijst van beschermde plantensoorten staat.
De Wilde averuit is een meerjarige plantensoort die ondergronds een wortelstok heeft, die tot anderhalve meter diep kan reiken. De planten die aan deze forse, meerkoppige wortelstok ontspringen hebben net als de Bijvoet een karakter dat je doet denken aan een struik. Dat wordt net als bij de Bijvoet mede veroorzaakt door de kleur van de taaie rechtopstaande stengels. Ze zijn bruin rood van kleur en glanzen.
De bladeren staan verspreid aan deze stengels. Ze zijn diep ingesneden en 2-3 voudig geveerd. De slippen zijn daarbij erg smal, en maar ongeveer 1 mm breed. Bij de Wilde averuit zijn deze bladslippen niet vlezig, donkergroen van kleur en aan de onderzijde over de middennerf gekield; de beharing aan de onderzijde bestaat niet uit lange grijze jaren en na korte tijd zijn de bladeren aan de bovenzijde kaal net als aan de onderzijde. Dit onderscheidt de Wilde averuit van de andere ondersoort, de Duinaveruit, die bovendien aan de onderzijde van de bladslippen lange grijze beharing heeft en houdt.
De bloemen staan in kleine hoofdjes. Deze staan omhoog gericht en zijn erg klein. Hoogstens 3 mm breed. De bloemen in het hoofdje zijn allemaal buisbloemen. De buitenste cirkel van buisbloemen steekt meestal niet boven het omwindsel uit en deze bloemen zijn meestal alleen vrouwelijk; ze hebben dan wel een stijl met twee stempels. De binnenste bloemen van een hoofdje zijn functioneel mannelijk: daarin ontwikkelen zich de helmknoppen, die stuifmeel of pollen afgeven. Het is dus met recht een eenhuizige plant, hoewel de bloemen eenslachtig zijn. De kleur van de bloemhoofdjes is rood en geel; dit laatste is te danken aan het pollen. Bestuiving vindt plaats door de wind.
Na bestuiving groeien de onderstandige vruchtbeginsels uit tot nootjes.
MM_140804
Artemisia soorten, waartoe de Wilde averuit hoort, zijn steppenplanten uit de woestijnen in Azië. Daar komen de meeste soorten voor. Vandaaruit hebben ze zich verspreid en een klein aantal treffen we nu aan in West-Europa. De Wilde averuit kent een aantal ondersoorten, waaronder de in onze contreien voorkomende Duinaveruit en de hier behandelde ondersoort Wilde averuit (sensu strictu). Het areaal van deze ondersoort omvat inmiddels het noordelijk halfrond en is te vinden in subtropische tot extreem continentale klimaatomstandigheden. De Wilde averuit mijdt echter neerslagrijke gebieden en je vindt de soort hier dan ook op open, droge enigszins kalkhoudende bodems zoals op de droge oeverwallen en rivierduinen in de uiterwaarden van onze grote rivieren, vooral Rijn en IJssel. Ook op zandige dijken, in de binnenduinen en langs spoorlijnen komt de soort voor. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt de Wilde averuit beschreven als een kensoort van het
14Bc Verbond van Droge graslanden
Wilde averuit kan een typische Alsemgeur verspreiden.
Interessant is de manier van verjongen van een oudere plant. De oude 'takken', het zijn eigenlijk stengels, buigen steeds verder naar buiten uit en krijgen dan een liggend aanzien. Van binnenuit zie je dan in het voorjaar verjonging optreden met frisgroene bladeren.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Wilde averuit, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 82
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 609. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 715.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1086.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Artemísia campéstris subsp. campéstris.