De viltige witte onderkant van de handvormige bladeren maakt het gemakkelijk om de Viltganzerik, Potentilla argentea, te herkennen. Vooral tijdens de bloei in de zomermaanden juni en juli als de planten bloeien met hun kleine gele bloemen die in open pluimen of bijschermen staan, is de soort nog beter te herkennen. De bloemen hebben een duidelijke brede bloembodem die gevormd is door tien kelkbladen en bijkelkslippen.
Op zandige, droge standplaatsen kan de met gele bloemen bloeiende Viltganzerik, Potentilla argentea L., uit de Rozenfamilie, of Rosaceae, gevonden worden.
Het is een meerjarige plantensoort, die met zijn kruidachtige, taaie, liggende maar meestal opstijgende stengels de zandige bodem kan bedekken. In tegenstelling tot Zilverschoon en Vijfvingerkruid wortelt Viltganzerik niet op de knopen van de stengels. De plant ontwikkelt zich met een stevige penwortel. Vanuit de penwortel tref je een aantal stengels aan. Uit de penwortel ontstaat een houtige wortelstok, waaraan zich dan in de herfst weer een of meer nieuwe bladrozetten vormen.
De bladeren staan verspreid aan de stengels die uit het centrum van de bladrozetten ontspruiten. Ze zijn handvormig met drie tot vijf deelblaadjes die uit een punt aan het eind van de bladsteel lijken te ontspringen. De deelblaadjes zijn veervormig gelobd tot getand. Aan de onderzijde zijn ze met haren bezet, die bijna allemaal gekromd zijn. Daardoor is de onderkant van de bladeren zilverig-viltig wit van kleur. Ook is de rand van de deelblaadjes naar achteren omgebogen. We noemen dit omgerold.
De kleine bloemen staan in een losse pluim of bijscherm aan het eind van de stengel. Het zijn vijftallige bloemen met vijf citroengele kroonbladen die 4-5 mm lang zijn. Aan de bovenrand zijn ze enigszins bochtig ingedeukt. Deze kroonbladen staan op de brede bloembodem ingeplant en zijn nauwelijks groter dan de kelkbladen. Onder de kroonbladen staan op de bloembodem de vijf kelkbladen ingeplant met tussen de kelkbladen ook nog vijf bijkelkslippen. De kelkbladen, bijkelkslippen en ook de bloemstelen zijn eveneens witviltig. Op de bloembodem staan verder veel meeldraden ingeplant en een flink aantal vruchtbeginsels. Deze hebben hebben een stijl met stempel. Bij de uitgroei tot dopvruchten vallen de korte stijlen af.
Viltganzerik is een soort van droge zandige kalkarme standplaatsen. Het zijn ook vaak zonnige, open en bewerkte plekken vlak langs wegen in bermen, waar enige betreding geen kwaad kan. Ook in de rand van paden, bijvoorbeeld duinpaden vind je Viltganzerik, maar nooit in erg grote aantallen. Op droge, zandige rivierduinen vind je de soort wel. In onze klei-, veen- en lössgebieden tref je de soort niet aan.
MM_140118
Het verspreidingsgebied van Viltganzerik omvat Europa en West en Midden-Azië. In Nederland is het een soort die niet zeer algemeen is. Ze is te vinden in de duinen van Schouwen tot Den Helder en verder in de zandgrond gebieden van Gelderland en Oost-Brabant en Noord-Limburg.
Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft Viltganzerik als een ordekensoort binnen de Klasse der Droge graslanden op zandgrond; het gaat dan om schrale milieus, zoals je die nu nog vooral vindt in zandgroeven, in droge bermen en droge delen van dijken. Een plantengemeenschap waarin wel wat Viltganzerik optreedt is de
14Ba1 Vogelpootjes-associatie
Waar je Viltganzerik in de duinen aantreft kun je er zeker van zijn dat de oppervlakte kalkarm geworden is. Toch zie je de soort daar vaak met planten die juist kalk nodig hebben, maar deze laatste wortelen dan vaak in de diepere lagen die wel nog voldoende kalk bevatten.
De witte kleur van de bladonderzijde en de viltige beharing van bloemstelen, kelkbladen en bijkelkslippen maakt Viltganzerik gemakkelijk herkenbaar.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Viltganzerik en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 83-84.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 388. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 371.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 712.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Potentílla argentéa.