Een opvallende varen door zijn grote bladeren die niet zijn ingesneden en de vorm hebben van een lange tong is de Tongvaren, Asplenium scolopendrium. De varens staan vaak op vochtige plaatsen in de stad op muren langs beken, kanalen en grachten, maar je vindt de soort ook in bossen op wat vochtiger plekken en dan vaak in de buurt van rottend hout bijvoorbeeld van een omgevallen boom. Aan de onderkant van de bladeren zijn streepvormige sporangiën te zien.
Een meerjarige varensoort die opvalt door zijn ongedeelde tot zelfs meer dan 50 cm lange tongvormige bladeren is de Tongvaren, Asplenium scolopendrium L., uit de Streepvarenfamilie of Aspleniaceae. Deze bladeren blijven in de winter aan de plant zitten. Ze kunnen de winter dus overleven, maar bij een al te zware en langdurige vorstperiode blijkt de varen niet echt winterhard te zijn.
Ondergronds heeft deze varen een wortelstok waaruit de bladeren rechtstreeks in bundels of rozetten tevoorschijn komen. Een stengel ontbreekt, maar je kunt ook zeggen dat de stengel geïntegreerd is met de rechtopstaande wortelstok. De bladeren zijn opvallend lang, ongedeeld en hebben de vorm van een tong. Ze komen aanvankelijk in april opgerold uit de wortelstok en ontrollen zich dan. Ze kunnen gemakkelijk 25 tot 30 cm lang worden. Zelfs kun je bij weelderige exemplaren bladeren tot meer dan 50 cm aantreffen. Aan de voet zijn ze tot wel 7 cm breed en ze hebben een duidelijk hartvormige voet met twee naar achteren stekende lobben. Naar de top lopen ze spits toe en de bladeren hebben een gave tot gegolfde rand. De grootste breedte van het blad is ongeveer halverwege van voet tot top.
In de loop van de zomer ontwikkelen zich aan de onderzijde van de bladeren parallel langs de zijnerven de sporendoosjes of sporangiën, ook wel sori genaamd, waarin zich door middel van een reductiedeling de bruine sporen vormen. Deze sporangiën zijn als bruine strepen goed zichtbaar aan de fertiele bladeren. Nog in het opvolgende voorjaar kunnen deze streepvormige sporendozen goed zichtbaar zijn.
De steel van het blad is bezet met fijne schubben en ook langs de bladspil, dat is de voortzetting van de bladsteel in het blad tot aan de top, zijn deze fijne lichtbruine draadachtige schubben te zien.
Tongvaren is een zeldzame varensoort die steeds meer te zien is in stedelijk gebied. Daar staat de soort vaak op vochtige muren van kades. In onze loofbossen tref je de soort ook wel aan op vochtige plaatsen, vaak in de buurt van rottend hout; ze kunnen daar grote oppervlakken bedekken, zoals we zien in een Limburgse hellingbossen.
MM_210428
Het areaal van Tongvaren beslaat het midden en zuiden van Europa, het midden en oosten van Azië en Noord-Amerika. Aangezien Tongvaren populair is als tuin- en zelfs als kamerplant heeft ertoe geleid dat de soort veel gekweekt wordt. Uit tuinen kan de plant zijn sporen via de wind verspreiden en zo ook verwilderen. In stedelijk gebied begint de soort aardig in te burgeren.
De sexuele voortplanting van varens en dus ook van de Tongvaren wijkt nogal af van wat we als normaal beschouwen bij hogere vaatplanten. Komt een haploïde spoor, die door reductiedeling ontstaan is op de diploïde moederplant op de juiste bodem, dan kan zich een kleine eveneens haploïde voorkiem vormen. Deze is bijzonder klein en moeilijk in de natuur te vinden. Op die voorkiem ontwikkelen zich twee orgaantjes waarin mannelijke, beweeglijke en vrouwelijke, vastzittende haploïde geslachtscellen gevormd worden. Onder gunstige, dat zijn vochtige, omstandigheden, bijvoorbeeld na een regenbui kunnen de beweeglijke mannelijke gameten naar de vrouwelijke eicel zwemmen. Er kan dan bevruchting optreden en uit de diploïde bevruchte eicel kan zich een diploïde varenplant ontwikkelen. Dan is de levenscyclus weer gesloten. De mannelijke zwemmende gameten kunnen de eicel vinden doordat er een gradiënt in het water van de regendruppel optreedt van een bepaalde stof, bijvoorbeeld appelzuur, dat geproduceerd wordt door het 'vrouwelijk' orgaantje.
Zeldzaamheid
Tongvaren was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017 en staat nog steeds als 'beschermd' vermeld in de Heukels' Flora van Nederland (2020).