Aan de fraaie steenrode kleur van de kroonbladen met hun donkerder rode ring en de lichte vlekjes herken je de bloemen van de Steenanjer, Dianthus deltoides. De kroonbladen hebben verder een ingesneden rand. De bloemen staan op tamelijk lange stelen in een armbloemig bijscherm. De grijsgroene stengels en de smalle grasachtige tegenoverstaande bladeren zijn dicht bezet met erg kleine stekelharen.
De naamgevende soort aan de Anjerfamilie, de Anjer, Dianthus, komt in Nederland en België niet zo heel erg veel voor. De Steenanjer, Dianthus deltoides L., staat als kwetsbaar en beschermd op de Rode lijst van beschermde soorten. Dat komt vooral doordat de groeiplaats van deze meerjarige soort steeds beperkter wordt en nu vooral gezocht moet worden in beschermde natuurgebieden langs rivieroevers en beekafzettingen en droge graslanden.
De planten hebben rechtopstaande stengels en smalle tegenoverstaande lijnvormige bladeren die dicht bezet zijn met heel kleine stekelharen. Om ze goed te kunnen zien moet je een loep gebruiken. Naast stengels met bloeiende bijschermen komen ook veel stengels voor die niet gaan bloeien; ze zijn aanvankelijk te zien als kleine rozetachtige planten die op het liggende deel van de stengel ontstaan. De plant ontwikkelt op die manier hele plakkaten.
De bloeiwijze bestaat uit een armbloemig bijscherm, waarin de bloemen op lange stelen alleen staan of in een wijd bijscherm. De lange vergroeide kelk vormt een buis en heeft aan de bovenrand vijf tanden. De kelkbuis is groen van kleur en zonder een verticale streping. Aan de voet van de kelk zijn twee paar schubvormige bladeren te vinden die je een buitenkelk kunt noemen. De kroonbladen bestaan uit twee delen, een vlakke plaat die aan de rand franje-achtig is gespleten en binnen de kelkbuis de nagel. De kleur van de bloemen is rozerood tot fel rood, met een donkere ring. Ook zijn er lichte tot witte vlekjes zichtbaar. Soms is de bloemkleur overwegend wit en zijn de vlekjes rood. De bloemen zijn ongeveer twee cm in doorsnee of iets kleiner.
De bodem is bij voorkeur droge en matig voedselarme zandgrond in lage graslanden. In de stroomgebieden van rivieren en beken in Oost-Nederland is de soort nog te vinden.
MM_130809
Het verspreidingsgebied van de Steenanjer is Europa en Azië. Maar in de kustgebieden van Europa ontbreekt de soort. Het areaal beperkt zich dan ook tot de meer oostelijke delen van Nederland. Het stroomgebied van de Overijsselse Vecht de Dinkel en de Geul, en dan met name het gedeelte waar de zinkflora staat, zijn vanouds de gebieden waar de Steenanjer vrij veel voorkomt. Ze is een kensoort van de in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschreven
14Bb1 Associatie van Schapengras en Tijm
De wilde Anjer staat aan de wieg van een zeer geliefde gekweekte tuin- en vaasplant. De soort wordt ook voor tuindoeleinden gekweekt. Er zijn ook gekweekte soorten met een meer grijze plantkleur.
Meer informatie over de ecologie van de Steenanjer en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 215.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 297. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 535.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 438.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Diánthus deltoídes.