Manshoge alleenstaande planten die tijdens de bloei een rijk bloeiende aar of soms zelfs meerdere aren hebben met tamelijk grote gele bloemen zijn vaak planten uit het geslacht Toorts. Stalkaars, Verbascum densiflorum, is een redelijk algemeen voorkomende soort die je vaak ook in de bermen langs wegen en soms ook in de middenberm van autosnelwegen kunt zien staan.
Stalkaars, Versbascum densiflorum Bertol., en Koningskaars uit de Helmkruidfamilie of Scrophulariaceae zijn twee soorten uit het geslacht Toorts die op elkaar lijken en daardoor wat moeilijker van elkaar zijn te onderscheiden. Beide soorten bloeien ook min of meer gelijktijdig in de zomer en nazomer. Stalkaarsplanten vallen op door hun grote hoogte soms manshoog en een enkele keer tot wel 2 meter.
De tweejarige, soms zelfs meerjarige planten vormen op hun wortelsysteem, dat soms een aantal penwortels kan hebben waarmee de plant in de bodem verankerd is in hun eerste jaar een rozet van bladeren. In het tweede jaar ontstaat een rechtopstaande stengel die in het onderste deel niet vertakt is. In het bovenste deel, het deel waar zich de aarvormige bloeiwijze bevindt, treedt vaak een aantal vertakkingen op, waardoor de plant op een meerarmige kandelaar lijkt. De stevige stengel is behaard en kan zelfs verhouten. Daardoor blijft de plant ook vaak in de herfst en winter rechtop staan en in sterke windvlagen wordt de plant heen en weer geschud. Dit schudden zorgt ervoor dat de zaden uit de rijpe doosvruchten geslingerd worden.
Aan de stengel staan de grote langwerpige bladeren zonder steel en de bladschijf loopt langs de middennerf door over de stengel. Op die manier zijn er lijsten te zien die doorlopen tot aan, maar niet of nauwelijks voorbij de lager geplaatste bladeren. De bladeren zijn grof behaard en lopen enigszins spits naar de top. De rand van de bladeren is gekarteld tot getand. De grove tanding die we zien, wijst op de bladeren van de Stalkaars.
De bloemen die in de aarvormige bloeiwijze in kluwens bij elkaar zitten zijn ongeveer 3 cm in doorsnee. De kleur van de kroonbladen is geel tot goudgeel. De meeldraden zijn voor de juiste determinatie van groot belang. De twee onderste, langste meeldraden hebben helmdraden die 1,5 - 2 maal zo lang zijn als de langs het bovenste deel van de helmdraden aflopende oranje helmknoppen. Dit belangrijke kenmerk bepaalt dat je bij de Stalkaars uitkomt. Het schuin aflopend oppervlak van de stempel bevestigt dit.
Stalkaars houdt van open, droge bodems, die omgewerkt zijn en wat zanderig. Bij uitstek dus ruderale omstandigheden, zoals we die vinden op verlaten terreinen en spoorwegemplacement. Bekend is overigens dat er hybridisatie kan optreden tussen de soorten Koningskaars en Stalkaars, vooral in gebieden waar beide soorten voorkomen. Dat maakt het onderscheid in zo'n situatie tussen beide soorten niet gemakkelijk, omdat er overgangsvormen kunnen optreden.
MM_160115
Stalkaars heeft een verspreidingsgebied dat zich uitstrekt over het zuiden, midden en oosten van Europa tot in het zuidwesten van Azië en het noordwesten van Afrika. Hij is een pioniersoort van ruigten en ruderale terreinen. De soort komt voor langs de grote rivieren en dan vooral op rivierduinen, maar ook in de stedelijke omgeving en op spoorwegemplacementen. Ook zie je de Stalkaars steeds meer in bermen, taluds en middenbermen van snelwegen.
De bloemen lijken in eerste instantie regelmatig, vijftallig, maar door de twee vormen van meeldraden, drie met witte haren aan de helmdraad en twee zonder haren is de bloem in feite tweezijdig symmetrisch. De bloemen werden wel voor medicinale doeleinden gebruikt in oplossingen, bijvoorbeeld in hoestsiroop.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Stalkaars verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 197-198.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 493. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 664.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 865.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Verbáscum dénsiflorum.