Een echte 'ochtend'plant is Postelein. De bloemen openen namelijk in de ochtend en zijn maar een paar uur geopend. De zon moet dan flink schijnen. De kleine bloemen met hun gele bloemdekbladen staan meestal met een paar bij elkaar in een kluwen; onder de kluwen staat een aantal bladeren in een soort van krans. Er staan ook bladeren verspreid aan de liggende stengels, die als een ster op het substraat liggen uitgespreid. Stengels en bladeren zijn vlezig, ook wel succulent genoemd.
Een eenjarige plantensoort, die je ook steeds meer in de stedelijke omgeving vindt, is Postelein, Portulaca oleracea L., uit de Posteleinfamilie of Portulacaceae. Deze familie omvat in onze contreien maar één soort en geslacht.
Op de ondergrondse delen ontwikkelt zich een op de grond liggende plant in de vorm van een ster. De vlezige stengels zijn onbehaard, net als de hele plant, kleuren aanvankelijk groen, maar als de plant in de volle zon staat, en dat is gewoonlijk het geval, want dat is optimaal voor Postelein kleuren de stengels al snel rood.
Aan de stengels staan de vlezige bladeren van ongeveer 2 tot 2,5 cm lang verspreid, of in kransen onder een aantal bloemen. De grootste breedte hebben de omgekeerd eironde, tot langwerpige bladeren in de bovenste helft van het blad, waardoor ze enigszins spatelvormig zijn. Ze hebben een duidelijke middennerf en een gave bladrand. Door hun vlezig karakter houden ze water heel goed vast. Dit vlezig karakter wordt ook wel succulent genoemd. Steunblaadjes ontbreken.
De bloemen staan met een klein aantal van 3 tot 5 bij elkaar in een kluwenvormige bloeiwijze met daaronder een krans van drie tot vier bladeren. Het halfonderstandig vruchtbeginsel zit opgeborgen in de de kelkbeker, het vergroeide deel van de twee kelkbladen, die je eigenlijk moet beschouwen als twee bloemsteelblaadjes. De kroonbladen, het zijn eigenlijk bloemdekbladen, zijn geel van kleur bij de wilde inheemse soort; ze zijn 6 tot 10 mm groot en de bloemen staan gedurende een aantal uren open in de ochtend als de zon de plant flink beschijnt. In de regelmatige bloem staat een aantal meeldraden, meestal 7 of meer. Deze hebben de eigenschap om zich bij aanraking te krommen. Het stempel op de stijl is in een paar lobben gedeeld. Na bestuiving en bevruchting ontwikkelt zich een aantal zaden in het tot een doosvrucht uitgroeiend vruchtbeginsel. Deze doosvrucht springt met een deksel open en dan zijn de zwarte zaden zichtbaar.
MM_210808
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied of areaal is het gebied rond de Middellandse Zee. De plant bleek al gauw geschikt om te worden gegeten. Postelein wordt ook als groente gekweekt en in die hoedanigheid is de plant in onze contreien ingevoerd in de middeleeuwen. Uit moestuinen, de wetenschappelijke soortnaam 'oleracea' duidt erop dat het om een eetbare groente gaat, is de plant verwilderd en inmiddels ingeburgerd. Tegenwoordig tref je de plant behalve in moestuinen ook aan als pionier op stenige plaatsen, akkers en allerlei plekken waar de bodem snel kan worden opgewarmd door de instralende zon. Doordat stukken van de plant zelfstandig wortelen, is schoffelen geen optie om de plant in te tomen; zelfs profiteert Postelein daarvan.
Postelein wordt ook als groente gekweekt. De jonge stengels en bladeren worden daartoe geoogst. De gekweekte vormen worden groter dan de wilde vorm en wel 45 tot 50 cm hoog. Deze planten zijn grover dan de wilde vorm en hun stengels zijn opstijgend en staan veel meer rechtop.
Meer informatie over de ecologie van Postelein en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 177.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 310. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 552.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 453.
Denters, T. (2020) Stadsflora van de Lage Landen, Fontaine Uitgevers: 212.
Ban, N. van den (2021): Zakgids Stoepplanten, KNNV Uitgeverij: 114-115.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Portuláca olerácea