Tijdens de bloei herken je Phacelia, Phacelia tanacetifolia, aan de rijkbloemige schichten, waarin de blauwe klokvormige bloemen naar één kant gericht staan. De 2-3 maal geveerde bladeren lijken wat op die van Boerenwormkruid, wat in de wetenschappelijke naam is verwoord. Maar de bladrand is meer gelobd dan gezaagd. De rechtopstaande planten zijn zeer sterk behaard en trekken erg veel bijen en hommels aan.
Een steeds beter inburgerende plantensoort die als neophyt (ná 1492) is ingevoerd uit Californië, is Phacelia, Phacelia tanacetifolia Benth., uit de Ruwbladigenfamilie. Phacelia wordt ook wel Bijenvoer genoemd, omdat de plant veel bijen aantrekt (zie Cruijdt-Hoeck).
De rechtopstaande stengel is sterk behaard en voelt daardoor ruw aan. Er zijn vooral bovenaan in de plant naast korte haren en klierharen ook lange afstaande borstels te vinden. De stengels zijn gevuld, wat je op doorsnede kunt zien. Aan de vertakte stengels staan de bladeren verspreid. Ook deze zijn ruw behaard. De ingesneden bladeren zijn 2-3 maal geveerd. De randen van de bladveren zijn gelobd en als geheel zijn de bladeren wat kroezig.
Aan de toppen van de stengels ontstaan in eerste instantie bolvormige bloemknoppen, die later opgerolde schichten blijken te zijn die uitgroeien tot rechtopstaande dubbele schichten. De afwisselend in zigzag patroon geplaatste bloemknoppen (zogenaamde schicht) ontluiken van de basis af naar boven toe en staan allemaal naar één zijde gericht. De blauwe bloemen geven de plant een fraai blauw aanzien tijdens de bloei. De regelmatige bloemen hebben een klokvorm. De kelk bestaat uit vijf tanden en de vijf kroonbladen zijn met elkaar vergroeid. De vijf erg lange meeldraden zijn, zoals we dat bij de Ruwbladigen gewend zijn, ingeplant op de buis van de bloemkroon. Ze steken heel ver de bloemkroon uit. Het bovenstandig ongedeelde vruchtbeginsel heeft een stijl met stempel. Na bestuiving en bevruchting door bijen en hommels groeit het vruchtbeginsel uit tot een kleine doosvrucht. Soms zijn de bloemen roze of wat meer licht lila en zelden wit.
De keel van de kroonbuis is afgesloten met keelschubben. De lengte van de kroonbuis is niet veel meer dan de lengte van de kelk.
Phacelia wordt ten behoeve van de landbouw gebruikt; de soort wordt als groenbemester ingezet. Ook imkers en tuinliefhebbers hebben de plant graag, omdat ze zoveel insecten aantrekt. De bodem waar ze van houdt, dient redelijk opengewerkt te zijn, tamelijk vochtig en voedselrijk. Ook in bermen kan ze zich goed thuis voelen en daarmee raakt ze ingeburgerd in de inheemse wilde flora.
MM_130708
Phacelia is een uit Californië ingevoerde soort, die in de landbouw gebruikt wordt als bijenbloem en als groenbemester. Ook imkers en tuinliefhebbers hebben de plantensoort graag in de directe omgeving. Inmiddels is de soort door verwildering ook langzamerhand ingeburgerd geraakt en kun je haar aantreffen in bermen en op bewerkte redelijk vochtige en voedselrijke grond.
In tegenstelling tot de meeste geslachten uit de Ruwbladigenfamilie die een vierhokkig vruchtbeginsel hebben, heeft Phacelia niet zo'n vruchtbeginsel en is dit ongedeeld. Op grond hiervan wordt Phacelia soms tot een andere plantenfamilie gerekend, namelijk de Hydrophyllaceae.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 472. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 591.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 833. In deze flora wordt Phacelia op grond van het feit dat het vruchtbeginsel niet vierdelig is ingedeeld in de Bosliefjesfamilie of Hydrophyllaceae.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Phacélia tanacetifólia