Peperkers - Lepidium latifolium

Een opvallend hoge kruidachtige plant is Peperkers, of Lepidium latifolium, opvallend door de tot wel meer dan 1 meter hoge stengels, en de zeer talrijke kleine witte bloemen, die in een soort pluimen staan geplaatst. De bladeren zijn stevig, dof, enigszins blauwgroen en groot, de onderste 25 cm lang of zelfs nog iets langer. Deze grondstandige en laag geplaatste bladeren zijn lang gesteeld, naar boven toe worden de bladstelen steeds korter en de bladeren steeds kleiner. De hauwtjes, karakteristiek voor de Kruisbloemenfamilie, zijn klein en rond of enigszins bolvormig, niet meer dan 2 tot 3 mm in doorsnee. Peperkers heeft een scherpe smaak, vooral de wortel is wel gebruikt als alternatief voor Mierikswortel. Het is dan ook een plant die in het verleden gekweekt werd, wat mogelijk het voorkomen in een deel van het areaal verklaart.

Peperkers, Lepidium latifolium L., is een hoge tot middelhoge, overblijvende, kruidachtige plant uit de Kruisbloemenfamilie of Brassicaceae.

De plant kan een hoogte van ongeveer 1 (tot 1,2) meter bereiken. Meestal staat een aantal sterk vertakte stengels op de stevige penwortel ingeplant. Er wordt getwijfeld aan de oorspronkelijkheid van de plant in onze streken. Maar het kan goed zijn dat het voorkomen van deze soort in Nederland aansluit bij het Midden-Europese areaal. Peperkers bloeit van juni tot augustus.

De bladeren zijn gesteeld, ovaal tot lancetvormig en zwak gekarteld tot getand, naar boven toe steeds korter gesteeld en smaller en daar bijna gaafrandig. Daar zijn ze ook steeds kleiner tot hooguit 1 tot 2 cm lang. De kleur  van de stengel en de bladeren is wat dofgroen.

De bloeiwijze bestaat uit een aantal korte trossen aan het eind van sterk vertakte stengels die tot pluimen zijn verenigd. Daarbij vinden we betrekkelijk kleine bloemen met kroonbladen van 2 tot 3 mm, die wat buiten de kelkbladen uit steken. Deze kroonbladen zijn wit tot geelwit van kleur en onderling even lang. Zoals de meeste Kruisbloemigen hebben we te maken met een bovenstandig vruchtbeginsel en zes meeldraden, waarbij er twee korter zijn dan de andere vier. Dat laatste is niet goed zichtbaar door de kleinheid van de diverse organen van de kleine bloem.

De vrucht, een hauwtje, is enigszins bolvormig en klein, slechts 2 tot 3,5 mm, waarbij de stijl zeer klein en nauwelijks boven de vrucht uitstekend is. Ieder hauwtje bestaat uit twee hokken, gescheiden door een tussenschot (een zogenaamd vals tussenschot), ieder hok bevat één zaad.

GB _2015-01-05

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Kruidkers - Lepidium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 1.20 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
wit, geelwit
Bloeiwijze:
tros
Bloemvorm:
viertallig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kroonbladen, 4 kelkbladen
Meeldraden:
6 vier lang, twee kort
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
hauwtje
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
elliptisch, lancetvormig
Bladrand:
zwak getand
Ondergronds deel:
vlezige penwortel
Plantengemeenschap:
-

Peperkers kent een verspreiding van Midden- en Zuid-Europa tot Zuid-West-Azië en Noord-Afrika. In Nederland is de soort te vinden op bermen, dijken en hellingen, zowel in gebieden met zoet, als met licht brak water. Het kunnen zowel stenige plaatsen zijn als droge en wat ruige duinbodems. Overal is deze soort vrij tot zeer zeldzaam, en komt vooral voor langs de grote rivieren van het Rijnsysteem en de Maas in Limburg. Verder langs de IJsselmeer kust, in sommige laagveengebieden, zowel als in het Hollandse duingebied. In België is het voorkomen van Peperkers bekend van de districten (Belgisch) Lotharingen en de Kempen, en wel als een zeer zeldzame plant.

De indigeniteit (= behorend tot de inlandse flora) van de plant wordt voor Nederland en België betwijfeld, soms lijkt de plant adventief, maar het lijkt waarschijnlijk dat we met een natuurlijke uitloper van het areaal te maken hebben.

De plantensoort 'Peperkers' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Peperkers hoort wat smaak betreft wel thuis in het rijtje Tuinkers, Radijs, Rammenas, Rettich en Mierikswortel. De bloeiwijze doet wat betreft bouw, aan Mierikswortel denken, zo ook de smaak, maar de laatste heeft veel grotere bladeren. De scherpe smaak bij deze en veel verwante Kruisbloemigen komt van een stof die allylisothiocyanaat heet, deze ontstaat doordat, bij beschadiging van plantweefsel, de daarin aanwezige mosterdglycosiden enzymatisch worden afgebroken.

Meer informatie over de verspreiding, het areaal en de ecologie van Peperkers is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 41.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 432. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 493.

Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 283.

Uitspraak (klemtoon of accenten) van de wetenschappelijke naam: Lepídium latifólium.