Muursla, Mycelis muralis, herken je het beste aan de kleine smalle hoofdjes met daarin maar vijf lichtgele lintbloemen. Opvallend zijn verder de verspreid zittende bladeren die diep zijn ingesneden en een grote getande vijf- of drielobbige eindslip hebben. Het blad is een schoolvoorbeeld van wat we omschrijven als een liervormig blad.
Het areaal of verspreidingsgebied van Muursla omvat Europa met uitzondering van Portugal en het noordoosten van dat werelddeel. Ook horen het gebied van het Atlasgebergte in Noord-Afrika en het zuidwesten van Azië tot het areaal. op de Waddeneilanden en in Zeeland ontbreekt de Muursla. Interessant is dat de plant erg vochtige bodem niet verdraagt en anderzijds snel uitdroogt. Hij staat dan ook meestal op beschaduwde standplaatsen, zoals in lichte bossen, langs bospaden, in lanen, op de hoge oever van beken, op losse grond, die relatief humusrijk is. Tussen plaveisel en tegen of op muren kun je haar ook aantreffen, maar de naam doet meer vermoeden dan dat de plant waarmaakt.
Een bijzonderheid is toch wel het erg kleine aantal van vijf lintbloemen in het slanke, sigaarvormige hoofdje. Soms denk je bij zulke fijne hoofdjes niet direct aan een soort uit de Composietenfamilie.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Muursla, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 179-180.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 629. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 689.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1108.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Mycélis murális.