Op oude stadsmuren, kerken en ruïnes tref je een heel eigen plantengemeenschap aan met daarin de opvallende Muurbloem, Erysimum cheiri. De planten uit de Kruisbloemenfamilie hebben grote gele tot oranjegele bloemen; na de bloei blijven de hauwen waarin de zaden goed herkenbaar zijn nog een tijd aan de planten zitten. De onderste delen van de kruidachtige planten verhouten enigszins en kunnen goed overwinteren. De wortels zoeken zich een weg in de specie tussen de stenen van de muren waar ze op groeien, zoals op de Middeleeuwse stadsmuur, die in de video te zien is.
De Muurbloem, Erysimum cheiri (L.) Crantz, is een meerjarige en dus overblijvende plantensoort uit de Kruisbloemenfamilie of Brassicaceae.
Deze middelhoge plant bloeit in de lente en de voorzomer en komt voor op oude muren van kerken, ruïnes, stadswallen en forten. Het zijn altijd muren die met een zachte kalkspecie zijn gemetseld.
De plant wordt 20-90 cm hoog. Ze krijgt pas in het tweede jaar bloemen en bloeit van april, soms bij een zachte winter al in de tweede helft van maart, tot juni met geurende bloemen. De kroonbladen van wilde planten zijn egaal geel tot oranjegeel; die van de cultivars zijn donkergeel, oranje of roodbruin. De kroonbladen zijn zijdeachtig behaard en de grootste van alle in het wild voorkomende soorten uit de Kruisbloemenfamilie: 1,5-2,5 cm lang. De stijl heeft aan de top twee naar buiten gebogen, 2 mm lange stempellobben.
De afgeplatte, vierkantige hauwen zijn smal lijnvormig en 2,5-7,5 cm lang. De zaden van de Muurbloem zijn gevleugeld, die van cultivars zijn ongevleugeld.
Muurbloem en trouwens de hele Muurbloem-associatie gaat verloren als de standplaatsen worden gerestaureerd met moderne middelen. Er dient daarom grote deskundigheid en voorzichtigheid betracht worden bij onderhoud of restauratie van de groeiplaatsen van deze unieke en zeldzame rode lijst soort. Dit is zelfs wettelijk vastgelegd.
MM_120304
Muurbloem is afkomstig uit het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied. Ze komt in Nederland van nature voor op oude muren van kerken, ruïnes, stadswallen en forten. Het zijn altijd muren die met een zachte kalkspecie zijn gemetseld. De meest noordelijke plek in Europa waar deze plant in het wild voorkomt is op de oude Stadsmuur van de Hanzestad Kampen, in Noordwest-Overijssel. Ook in België is ze vrij zeldzaam en te vinden in het Maasdal op oude muren en bijvoorbeeld in Tongeren. Het is, zoals beschreven in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, de naamgever van de
21Aa2 Muurbloem-associatie
Muurbloem komt niet alleen in het wild voor, maar wordt ook veel gebruikt als sierplant. Zo werd de plant in de Romeinse tijd ook al gebruikt om bij plechtigheden godenaltaren op te sieren. De als sierplant gekweekte Muurbloemen kunnen een wat afwijkende donker gele tot oranje en naar het bruin neigende kleur hebben. De zaden van deze gekweekte gewassen zijn ongevleugeld.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Muurbloem en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 17.