Op behoorlijk sterk betreden of bereden plekken in akkers en de ingang van weilanden kun je in het voorjaar Muizenstaart, Myosurus minimus, vinden. De kleine planten vallen niet erg op want de bladeren zijn smal lijnvormig. Ze vormen een rozet, die vaak tegen de bodem is gedrukt. De bloemen staan op onbebladerde stelen en zijn erg klein, minder dan 1 cm in doorsnede. De kleur van de bloemdekbladen is bleek groenachtig geel. Meest opvallend van de plant is de na bevruchting tot soms 7 cm lang uitgegroeide bloembodem met de vele vruchtjes. Dit lijkt sterk op een muizenstaart.
Tot de kleine planten die in een tredgemeenschap thuishoren, behoort Muizenstaart, Myosurus minimus L., uit de Ranonkelfamlie. Zijn Nederlandse naam dankt de plant aan de tot wel tot 7 cm uitgroeiende bloembodem met daarop de vele dopvruchten.
Muizenstaart, vroeger wel geschreven als Muizestaart, is een éénjarige plant. Na de kieming ontstaat een rozet met tot 2-6 cm lange lijnvormige bladeren, die al snel op de bodem gedrukt liggen. Deze dunne bladeren hebben een rand die gaaf is.
In de rozet ontstaan al snel een of meer rechtopstaande stelen met daarop een kleine bloem. De stelen zijn onbebladerd en kaal. De bloem heeft een kleine kelk en kroon, maar je kunt ook van bloemdek spreken. De 5, soms tot 7, bloemdekbladen hebben een bleek groenachtig tot gele kleur. Ze zijn maar een paar mm groot, waardoor een bloemetje een doorsnede heeft van nog geen cm. Onder aan de bloemdekbladen zitten kleine sporen, die aangedrukt zitten tegen de bloemsteel. Binnen de bloemdekbladen staan 5 tot 10 meeldraden en een groot aantal vruchtbeginsels. Na de bestuiving van deze vruchtbeginsels groeit de smalle bloembodem sterk in de lengte uit en kan wel 7 cm lang worden. Op deze sterk verlengde bloembodem zitten dan de vruchtjes. Het geheel lijkt dan op de staart van een muis.
In de zomer sterft de plant dan na de vruchtzetting af.
MM_130611
Het verspreidingsgebied van Muizenstaart omvat Europa, het noorden van Azië en Amerika en Australië. Het milieu waarin Muizenstaart te vinden is kunnen we kenschetsen als een ruderale omgeving waarin eenjarige pioniersoorten gedijen zoals de ingang van weilanden, de 'paden' in graanakkers en de randen van wegen. Dit habitat wordt in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland omschreven als
12Aa2 Associatie van Varkensgras en Schijfkamille
De meest opvallende bijzonderheid van Muizenstaart is de bloembodem die tot wel 7 cm lang kan uitgroeien en daardoor het meest opvallende onderdeel van de plant vormen. Deze uitgegroeide bloembodem is het bewijs dat ook planten als Boterbloemen wel degelijk een bloembodem bezitten, namelijk boven aan de bloemstengel waar de kelk- en kroonbladen zijn aangehecht. Bij de meeste plantensoorten uit de Ranonkelfamilie blijft deze bloembodem klein en beperkt tot de omvang van de bloemstengel. Muizenstaart is de grote uitzondering die bevestigt dat planten uit de Ranonkelfamilie toch een bloembodem hebben.
Meer informatie over de ecologie van Muizenstaart en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 253.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 260. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 319.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 474.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Myosúrus mínimus