Een tamelijk zeldzaam voorkomende struik of kleine boom uit de Rozenfamilie is de Mispel, Mespilus germanica. De soort bloeit maar heel kort, meestal in de eerste week van mei met grote witte bloemen. De bloemen staan alleen en zijn vijftallig. De bladeren zijn langwerpig en kort gesteeld. De vruchten zijn tamelijk groot hebben de vorm van een afgeplatte peer en worden bekroond door de kelkbladen. Ze zijn pas eetbaar als ze "beurs" geworden zijn.
Met zijn alleen staande, tamelijk grote en witte bloemen is de nogal zeldzame Mispel, Mespilus germanica L., een weinig opvallende struik of kleine boom uit de Rozenfamilie of Rosaceae.
Hoewel de soort ook als wilde soort voorkomt zijn veel exemplaren in feite cultuurvormen die soms verwilderd zijn. Het onderscheid is te maken door te kijken of de takken gedoornd of ongedoornd zijn. De eerste beschouwen we als oorspronkelijk wilde plantensoort. De tweede daarentegen is de in cultuurgebrachte, en soms verwilderde soort.
De bloemen zijn 3-4 cm in doorsnee en dat is voor een soort uit de Rozenfamilie groot. De vijf kroonbladen zijn roomwit van kleur. De vijf lange kelkslippen blijven na de (kortdurende) bloei op het zich verder tot een vrucht ontwikkelende vruchtbeginsel staan. Ze vormen als het ware een kroon op de vrucht. Deze vrucht wordt die pas eetbaar als ze begint te rotten laat in de herfst of in de winter. De vrucht kan dan een wat bruine kleur krijgen en is peer- tot bolvormig en een kleine 3 cm groot.
De takken staan min of meer recht op, maar kunnen een wat warrige vorm hebben. Jonge takken hebben een gladde bast met wat horizontale lenticellen wat enige gelijkenis heeft met de stam van de Zoete kers. Later zie je de bast van oudere takken echter barsten vertonen. De kleur verandert weinig en is licht grijsbruin.
De ovale elliptische tot langwerpige bladeren hebben een korte steel en kunnen tot wel 12 cm lang worden. De rand is gaaf maar kan naar de top toe fijn gezaagd zijn.
MM_130505
Het areaal of oorspronkelijke verspreidingsgebied van de Mispel is Zuidoost-Europa en het westen van Azië. In Nederland en België komt de soort voor boven de 150 m boven de zeespiegel in de armere bossen op Krijtbodems. Het uiterste zuidoosten van Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden zijn de plekken waar de Mispel van nature voorkomt. Ook in de buurt van Nijmegen op hogere delen van de stuwwallen staat een aantal Mispels, maar aangezien deze geen doorns op de takken hebben, moeten we concluderen dat dit waarschijnlijk het resultaat is van uitplanten of verwilderen van aangeplante ongedoornde niet-wilde exemplaren. Verder zijn er ook Mispels te vinden in Twente en de omgeving van Winterswijk. Volgens Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, is de Mispel een plaatselijke kensoort in Zuid-Limburg van het
42Ab1 Veldbies-Beukenbos
Mispel zou in de Oudheid door de Grieken uit Azië bij Marseille voor het eerst in Europa geïntroduceerd zijn. Van het zuiden van Frankrijk is de soort als cultuur soort langzaam maar zeker over Europa verspreid. De "rotte" Mispel werd als een lekkernij beschouwd. We kennen nog steeds de uitdrukking "Zo rot als een Mispel" als we vinden dat iets pas goed en lekker is als het eigenlijk niet meer om aan te zien is. Overigens is de Mispel eetbaar als ze beurs is, dat wil zeggen als er een vergistingsproces tot stand is gekomen in de vrucht. Als ze echt rot is, is ook de Mispel niet meer eetbaar.......
Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Mispel en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 96.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 393. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 394.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 730.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Méspilus germánica