In het zeldzamer wordende levend hoogveen en in heivennen kun je Lavendelhei, Andromeda polifolia, aantreffen. Het is een zeldzame plant geworden. De planten hebben roze omlaaghangende bloemen en verspreid staande lancet- tot lijnvormige bladeren met een omgerolde bladrand, die van onderen witachtig berijpt zijn. In vrucht staan de bloemen rechtop.
Een behoorlijk zeldzame, meerjarige soort uit de Heifamilie, of Ericaceae, is Lavendelhei, Andromeda polifolia L.. Het is een struik die je vinden kunt in levend hoogveen tussen veenmos en bij vennen in de hei. De planten zijn niet behaard. Ze groeien vaak in de vorm van bulten.
Op de ondergrondse delen ontwikkelt zich een struik met kruipende en rechtopstaande takken. De kruipende takken kunnen opnieuw op de knopen wortelen. De takken hebben een bruine schors, die bij veroudering grijs kleurt. Aan de takken en twijgen staan smalle, lancetvormige tot lijnvormige kleine bladeren. Opmerkelijk is dat de bladranden sterk zijn omgerold en dat de onderkant van de bladeren witachtig berijpt is. Naar onderen zijn de bladeren wat forser, naar boven toe juist heel smal. De omgerolde bladrand speelt een rol bij het beperken van de verdamping. Jonge bladeren, echter, zijn minder lang dan oudere en hebben daardoor een wat bredere ovale vorm.
Aan de toppen van de takken en twijgen ontwikkelen zich armbloemige, schermvormige trossen met daarin 2 tot 8 à 10 bloemen. De bloemen zijn klok- tot urnvormig en hebben slechts een hele smalle opening. De bloemstelen zijn 3 tot 4 maal zo lang als de bloemkroon en maken een buiging waardoor de bloem naar beneden toe hangt. Bloemstelen, driehoekige kelkslippen en vergroeide kroonbladen zijn licht roze tot roze van kleur. De tien meeldraden van een vijftallige bloem hebben aan de top twee hoorntjes waaruit uit poriën het stuifmeel of pollen vrijkomt. Het bovenstandig vruchtbeginsel groeit na bestuiving en bevruchting uit tot een doosvrucht. Onder in de bloem kan een bezoeker/bestuiver nectar vinden. Binnen in de bloem staan haren, die voorkomen dat stuifmeel naar buiten valt.
Delen van de planten zijn licht giftig.
MM_231117
Het areaal van Lavendelhei is het noordelijk gedeelte van het noordelijk halfrond. Je zou het een circumpolaire soort kunnen noemen. In onze contreien is de soort sterk achteruit gegaan vooral doordat er veel hoogveen is afgegraven. Dat geldt bijvoorbeeld voor de provincie Drenthe. De soort is ook aan te treffen in de rand van vennen op de heide. Bijvoorbeeld in de Hatertse en Overasseltse vennen bij Nijmegen, waar wij onze beelden hebben verzameld. In de Hoge Venen in België lijkt de situatie minder dreigend voor Lavendelhei.
Let erop dat delen van de plant licht giftig zijn.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Lavendelhei verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 45-46.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 460-461. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 559.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 802.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Andrómeda polifólia