In de beschaduwde struweelranden op rivierduinen vind je Knolribzaad of Chaerophyllum bulbosum. De hoge planten met uitbundige schermen met witte bloemen bloeit in de zomer. Ze heeft heel fijn verdeelde bladeren en opvallend aan het onderste deel van de stengel een schuin afstaande stijve beharing met haren van zo'n 6-7 mm lang. Ook is de holle stengel daar rood gekleurd, terwijl die hogerop blauw en berijpt is. De wortel is knolvormig verdikt.
Knolribzaad of Chaerophyllum bulbosum L., is een zomerbloeier die enkel wordt aangetroffen in de beschaduwde randen van ruigten en struwelen op rivierduinen. De bodem is nat en zeer voedselrijk.
De zeer grote, stevige plant bloeit met vlakke witte schermen, die meestal geen omwindsel of slechts een enkel omwindselblaadje hebben. De 15 tot 20 schermpjes in het scherm hebben een omwindseltje dat uit meerdere blaadjes bestaat. Deze zijn kaal. De schermen staan ook voor de bloei rechtop.
De vruchten zijn langwerpig met een kegelvormige top, waarop de twee stempels te zien zijn. De ribben zijn breed, maar springen niet of nauwelijks uit. Na de vruchtzetting sterft de plant af.
De rechtopstaande stengel is onderaan schuin naar beneden stijf afstaand behaard en daar ook rood (gevlekt) van kleur. Verder is de stengel naar boven blauw berijpt en kaal. De stengel is op doorsnede hol. De schedes van de verspreid staande bladeren zijn kaal. De bladeren zijn meervoudig geveerd en de bladslippen zijn smal lancetvormig en fijn en daardoor goed te onderscheiden van de bladeren van de Dolle kervel, die vaak in dezelfde begroeiing staat.
De wortel is knolvormig verdikt.
De plant neemt in ons land in aantal toe en verspreidt zich vanuit Midden Europa langs de grote rivieren naar het westen en noorden toe, net als een aantal andere rivierbegeleiders die zich meer en meer inburgeren in ons land, zoals de Grote engelwortel, een andere soort uit de Schermbloemenfamilie of Apiaceae. Vroeger heette deze familie ook wel Umbelliferae.
MM_110829
Laatste wijziging 130420
Het verspreidingsgebied van Knolribzaad omvat Midden- en Oost-Europa en West- Azië. In Nederland is de soort beperkt tot ruigten en struweelranden op onze rivierduinen, zoals langs de Waal. De soort is hier terechtgekomen via aanvoer door de rivier en verspreidt zich langs de grote rivieren in westelijke en noordelijke richting. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland is Knolribzaad beschreven als een kensoort, weliswaar een zeldzame, van de
33 Klasse der Nitrofiele zomen
Vroeger werd Knolribzaad in Midden Europa vanwege de knol in cultuur gebracht. De dikke knolvormige wortels zijn eetbaar.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Knolribzaad en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 251.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 553. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 761.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 651.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Chaerophýllum bulbósum