Video Determinatie

Hengel - Melampyrum pratense

In onze drogere bossen en in door bomen beschaduwde bermen vind je een donkergroene plant met gele bloemen die alle naar een kant wijzen. Het is de Hengel, Melampyrum pratense, die zijn naam dankt aan het naar voren neigen van de stengels en vertakkingen. Het is een halfparasiet op de bomen waaronder de plant staat.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een halfparasiet die op bomen parasiteert is Hengel, Melampýrum praténse L., uit de Bremraapfamilie, waarvan we een mooie video hebben gemaakt.

De eenjarige plantensoort heeft ongedeelde bladeren die kruisgewijs langs de stengels staan. De stengels vertakken eveneens kruisgewijs, zodat de plant een bolvormige omtrek kan hebben. Stengels en zijtakken neigen een beetje naar voren, waardoor ze wat op hengels lijken. De bladeren zijn langwerpig eirond tot lancetvormig en hebben een gave rand. De groene schutbladen hoger in de bloeiwijze echter hebben aan de voet een paar grove afstaande tanden.

De bloemen staan in de oksels van de schutbladen allemaal zij-aan-zij naar één kant gericht. Ze vormen een ijle tros. De bloemkronen zijn lichtgeel van kleur en soms een beetje rood tot roodpaars aangelopen. Op de onderlip zitten twee dooiergele welvingen, waardoor de keel afgesloten is. We noemen dit een gemaskerde bloem. We zien dat bijvoorbeeld ook bij de bloemen van Vlasbekje. De kelktanden zijn korter dan de kroonbuis. De nectarrijke bloemen wordt bezocht door Hommels zowel met korte als lange tongen bezocht. De vrucht die na bevruchting ontwikkelt heeft ten hoogste vier tamelijk zware zaden met een oliehoudend weefsel aan de buitenkant, een zogenaamd mierenbroodje. Mieren zorgen voor de verspreiding van deze vruchten en je ziet dan ook soms aan de voet van een mierenhoop een groot aantal kiemplanten van hengel in het voorjaar.

De planten staan in beschaduwde bermen en tamelijk droge bosranden.

MM_130110

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Zwartkoren - Melampyrum
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.50 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, rood
Bloeiwijze:
-
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, tweelippig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kelktanden, 4 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
tegenoverstaand en kruisgewijs
Bladvormen:
lancetvormig, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied of areaal van Hengel is Europa, met uitzondering van het zuidoostelijke deel en verder tot in Midden-Siberië. Het is een algemene soort in de pleistocene zandgebieden van Nederland en de aangrenzende Kempen in België. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt de soort beschreven als kensoort van

18Aa1 Associatie van Hengel en Gladde witbol

18Aa2 Associatie van Boshavikskruid en Gladde witbol

De verwante Boshengel, Melampyrum sylvaticum, tref je aan in de Franse Alpen. De bloemen kenmerken zich door een kortere kroonbuis, dan onze Hengel.

De plantensoort 'Hengel' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Als Hengel gedroogd wordt kleurt de plant heel snel zwart.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Hengel verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 226.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 519-520. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 633.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 882.