In de overgang van grasland naar struikgewas vind je op rijkere en tamelijk vochtige bodems de Gevlekte dovenetel, Lamium maculatum. De tamelijk forse planten hebben kruisgewijs aan de vierkante stengel geplaatste bladeren en de bloemen in de schijnkransen zijn roodpaars van kleur. Op de onderlip van de tweezijdig symmetrische bloemen vind je fraaie strepen en vlekken, die als honingmerk dienen. Ze wijzen bestuivers de weg naar het binnenste van de bloem waar nectar te vinden is.
De Gevlekte dovenetel, Lamium maculatum L., is net als de Witte dovenetel een overjarige plant. De plant is veel forser dan de Paarse dovenetel, wordt 30 tot 60 cm hoog en bloeit van april tot in december.
De kruisgewijs tegenover elkaar staande bladeren zijn gezaagd en driehoekig tot spits toelopend. De bladeren zijn groen en soms, maar dat speelt vooral bij uit tuinen verwilderde kweekrassen min of meer gevlekt of met een witte streep. De stengel is vierkant op doorsnede. De kelktanden zijn beduidend korter dan bij de Witte en Gele dovenetel
De roodpaarse bloemkronen zijn 18-35 mm groot en hebben een kromme buis. De helmknoppen vallen op door het oranje pollen. In de bloemkroon zit een overdwars lopende haarring en de onderlip is duidelijk gevlekt. De bloemen produceren nectar en trekken daarmee insecten aan die voor de bestuiving zorgen; dat zijn in het algemeen hommels en bijen die het pollen op hun rug afgezet krijgen als ze langs de open helmhokken strijken. Bij bezoek aan een oudere bloem, die in het vrouwelijk stadium verkeert, met lege helmhokken en nu goed ontwikkelde stempellobben, wordt pollen tegen die stempellobben gewreven en komt het tot bevruchting. Het vierhokkig vruchtbeginsel ontwikkelt vier nootjes. De nootjes dragen een zogenaamd mierenbroodje, een oliehoudend aanhangsel. Deze nootjes worden door mieren versleept en zo verspreid.
De Gevlekte dovenetel is een plant die je vindt op voedselrijke en vochtige grond onder hakhout, aan bosranden, in ruigten en op dijkhellingen. Deze overjarige plantensoort blijft gedurende de winter groen en is dan ook gemakkelijk te herkennen. Ze maakt geen ondergrondse uitlopers, maar heeft wel bovengrondse liggende of kruipende stengels, waarmee ze matten vormt en heeft de neiging over andere planten heen te liggen en snel boven ruig plantenafval op te schieten.
MM_110930
Laatste wijziging 130730
Het areaal van Gevlekte dovenetel omvat West-Europa, het Middellandse Zeegebied en West-Azië. De soort bereikt in Nederland de noordwest grens van dit areaal. Ze is algemeen in Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden in België te vinden en verder langs de Waal en Merwede; verder is ze in Nederland tamelijk zeldzaam. Ze maakt als kensoort volgens Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deel uit van
33 Klasse der Nitrofiele zomen
33Aa Verbond van Look-zonder-look
33Aa3 Kruisbladwalstro-associatie
Gevlekte dovenetel wordt ook gekweekt als tuinplant. Dan heeft deze soort meestal langs de middennerf op de bladeren een witte vlek, zoals we dat ook kennen van de Gele dovenetel. Maar de plant verwildert vaak uit tuinen. Aanvankelijk heeft ze dan nog steeds die witte vlekken, maar na een paar generaties verdwijnt deze vlek.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Gevlekte dovenetel verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 159.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 503. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 611.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 921.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Lámium maculátum.