Geelgroene vrouwenmantel - Alchemilla xanthochlora

Vrouwenmantel herken je aan de typische handvormige gelobde bladeren, waarin vaak dauw- of regendruppels blijven liggen. De rand van de gelobde bladeren is gezaagd. De bloeiwijzen aan de top van de stengels kleuren groen en geel. Ze hebben geen kroonbladen maar wel kelk- en bijkelkbladen. Wilde inheemse soorten zijn er wel, maar tamelijk zeldzaam. Ze zijn kleiner dan de gekweekte vormen die je in tuinen vindt. Geelgroene vrouwenmantel is zo'n inheemse wilde plantensoort.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Vrouwenmantel is een geliefde tuinplant, vooral de gekweekte exemplaren van de Fraaie vrouwenmantel zijn als zodanig zeer geliefd. Maar er zijn ook wilde inheemse soorten Vrouwenmantel, waaronder bijvoorbeeld Geelgroene vrouwenmantel, Alchemilla xanthochlora Rothm., uit de Rozenfamilie of Rosaceae. De plant staat als 'gevoelig' op de rode lijst.

De plant heeft een ondergrondse wortelstok die bovengronds voor een deel liggend te zien is. op die wortelstok ontwikkelt zich een aantal grote wortelstandige bladeren die in een rozet staan. Deze grote bladeren hebben een ronde omtrek, zijn handnervig en hebben afgeronde lobben. De rand van deze bladeren is gezaagd. Van boven zijn de bladeren kaal, maar aan de randen staan kleine haren. Ook de bladstelen zijn sterk behaard met rechtafstaande haren. De bladeren die aan de opstijgende stengels staan zijn klein en hebben duidelijke steunblaadjes.

Aan deze opstijgende stengels staan bovenaan de bloeiwijzen. De vele kleine bloemen staan bij elkaar in schermachtige kluwens. Deze vormen samen een soort open tuil. De kleine bloemen hebben een kelkbuis, waarin het onderstandig vruchtbeginsel is opgesloten. De kelkbuis is van buiten kaal. Het onderstandig vruchtbeginsel is van boven zichtbaar als een soort gele discus. Er is een stijl met stempel. Ook zijn er vier meeldraden maar de helmknoppen, die wel verkleuren in de tijd, gaan niet open en geven dus ook geen stuifmeel vrij. Op de kelkbuis staan vier bijkelkbladen en vier kelkbladen. Kroonbladen ontbreken. Als een bloem opent wijken eerst de bijkelkbladen uiteen, daarna pas de kelkbladen. Zo'n open bloem, hoe klein ook, lijkt wel een ster.

Hoewel de bloemen dus tot bloei komen, treedt er geen bestuiving op. Maar toch ontwikkelt het onderstandig vruchtbeginsel zich tot een schijnvrucht. Geen enkele Vrouwenmantel kent bestuiving, laat staan kruisbestuiving, en alle Vrouwenmantels behoren daardoor tot één van de honderden apomictische plantvormen, die onderling minimale verschillen vertonen.

MM_210731

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Vrouwenmantel - Alchemilla
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.75 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, groen
Bloeiwijze:
tuil
Bloemvormen:
kort buisvormig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kelkbladen en bijkelkslippen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
schijnvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, liggend
Schors:
-
Bladstanden:
wortelstandig, rozet, verspreid
Bladvormen:
rond, handvormig
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
wortelstok met bovengrondse uitlopers
Plantengemeenschap:
-

De plantensoort 'Geelgroene vrouwenmantel' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Vrouwenmantel en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 90-91.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 389. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 386.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 703 en 714.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Alchemílla xanthochlóra.