Bolletjeskers herken je aan de zwart-paarse knobbeltjes in de oksels van de stengelbladeren. Deze stengelbladeren zijn langwerpig, terwijl de wortelstandige bladeren samengesteld zijn en uit vijf tot zeven deelblaadjes bestaan. Het middelste deelblad is 3-10 cm lang. De bloemen zijn lichtpaars van kleur.
Onder de Veldkerssoorten, waartoe onder meer Pinksterbloem hoort, kennen we een kruid dat zich kenmerkt door opvallende knobbels in de oksels van de bovenste stengelbladeren. Het is Bolletjeskers, Cardamine bulbifera (L.) Crantz, uit de Kruisbloemenfamilie of Cruciferae.
De kruidachtige planten hebben ondergronds een vlezige wortelstok, die niet alleen zo'n 2 tot 3 mm dik is, maar ook bezet is met schubben. Dit is een typische wortelstok voor deze soort ten opzichte van de andere Veldkersen en Pinksterbloem. Op deze wortelstok staat een aantal wortelbladeren rozetachtig gerangschikt. Aan de uit de wortelstok rechtopstaande stengel staan naar boven toe ten minste 6 bladeren, soms meer, verspreid. De wortelbladeren zijn samengesteld uit meestal zeven slippen, waarvan de langste 3 tot 10 cm lang zijn. De bladeren onderaan de stengel zijn eveneens samengesteld en bovenaan de stengel zijn ze enkelvoudig en langwerpig. De rand der bladeren en bladslippen is licht ingesneden tot gekarteld of gezaagd. In de oksels van de stengelbladeren staan aanvankelijk groene later donkerbruin tot zwarte bolletjes. Het zijn zogenaamde bulbillen, broedknolletjes waaruit, als ze in de grond terecht komen na 3 à 4 jaar scheuten tevoorschijn komen met rare bleke wortelstokken met schubben, zoals hierboven beschreven, waaruit dan nieuwe planten ontstaan.
Bovenaan de stengel ontwikkelt zich de trosvormige bloeiwijze met bloemen met roze-licht paarse kroonbladen. Soms neigen ze naar wit. Na bestuiving en bevruchting ontwikkelen de bovenstandige vruchtbeginsels tot 20 tot 35 mm lange hauwen.
GBMM_240212
Het verspreidingsgebied van Bolletjeskers is het midden en zuiden van Europa en het zuidwesten van Azië. In onze contreien lijkt het aantal groeiplaatsen, loofbossen op vochtige en kalkhoudende bodem, toe te nemen en de soort lijkt in te burgeren.
De bulbillen, dat zijn de zwart-paarse knobbeltjes in de oksels van de stengelbladeren, zijn heel typisch voor Bolletjeskers. Ook de wortelstok met zijn schubben zijn een goed kenmerk van de plantensoort. Bolletjeskers werd ook wel ingedeeld in het ondergeslacht Dentaria tegenover het ondergeslacht Cardamine.
Meer uitvoerige informatie over de plant, over de ecologie en de relaties met andere organismen en het milieu van Bolletjeskers is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2:
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 422. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 482.
Harle, N. & Schaminée, J.H.J. (2009) Bolletjeskers, niet zomaar een nieuwkomer in het Heuvelland. Natuurhistorisch Maandblad 98(11): 222-226.
Tutin, T.G. et al. (ed.) (1964) Flora Europaea. Cambridge University Press. Volume 1, pp. 286.
Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Cardámine bulbiféra.
In het Duitse taalgebied: Zwiebelzahnwurz
In het Frans: Dentaire à bulbilles
In het Engels: Coralroot bittercress