Video Determinatie

Witte paardenkastanje - Aesculus hippocastanum

In onze steden staan vaak Witte paardenkastanjes, Aesculus hippocastanum, als straat- en parkboom aangeplant. De grove stammen dragen een grote kroon waarin de 5-7 tallige handvormig samengestelde bladeren gemakkelijk herkenbaar zijn. Tijdens de bloei staan veel bloemen in een rechtopstaande pluim die wel iets heeft van een kaarsenstandaard. Na de bloei met witte bloemen met een van geel naar rood verkleurend honingmerk ontwikkelen zich de bolsters met daarin de zaden, de kastanjes met hun witte vlek maar zonder puntje.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Vooral bekend als aangeplante straat- en parkboom kennen we de Witte paardenkastanje, Aesculus hippocastanum L. uit de Zeepboomfamilie. Tot diezelfde familie horen ook de Esdoorns.

Witte paardenkastanje is een tot wel 20 m hoog wordende boom met een stevige stam en een grote, bolvormige kroon. De schors van de stam is aanvankelijk groen, maar vertoont bij het ouder worden een karakter dat lijkt op het afschilferen van de schors. De kleur is dan ook vaker naar het donkerbruin toe.

Na de winter vallen vooral de donkerbruine knoppen op die tijdens het opzwellen in het vroege voorjaar glinsteren en plakkerig aanvoelen. Als de bruine knopschubben opengaan blijken ze een fijne beharing aan de rand te hebben. Deze haren vallen al snel af. Uit de knoppen komen nieuwe jonge twijgen te voorschijn en jonge bladeren die al direct groen kleuren en ook sterk behaard zijn. Ook deze beharing verdwijnt al snel als de bladeren zich verder ontvouwen en uitstrekken. De bladeren staan tegenover elkaar aan de jonge twijgen en takken. Het lijkt er soms zelfs op dat ze ook kruisgewijs staan. Elk blad heeft een lange steel en geen steunblaadjes. De vijf tot zeven deelblaadjes variëren in grootte. Het middelste is het langst en kan wel 15 tot 20 cm lang worden. De twee buitenste zijn veel kleiner en meten tot ongeveer de helft van het middelste deelblad. De deelblaadjes hebben nauwelijks een steeltje, ze staan vrijwel direct ingeplant op de bladsteel. De grootste breedte hebben de deelblaadjes in de bovenste helft van het blad en de top gaat vrij abrupt over in een spits. De rand van de deelblaadjes is gezaagd tot dubbel gezaagd. Het blad als geheel is handvormig samengesteld en dus handnervig, terwijl de deelblaadjes veernervig zijn.

De bloemen ontstaan in de rechtopstaande pluimen, die wel iets hebben van een kaarsenstandaard. De bloemen zijn wit van kleur en een gestippeld honingmerk dat van geel naar rood kleurt tijdens de bloei. De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben vijf witte kroonbladen. Deze bloemkroonbladen hebben een duidelijke steel en een grote plaat. De stelen, of nagels, zijn maar kort: niet langer dan de kelkslippen. De bloemen kunnen eenslachtig zijn, dan hebben ze alleen meeldraden, of tweeslachtig. In het laatste geval zijn de stijl en stempel het eerst ontvankelijk voor pollen. De stijl met stempel steekt dan vooruit uit de bloemkroon naar voren en de nog niet rijpe meeldraden zijn dan naar beneden gebogen. Als de stempel door bezoekende insecten, vooral hommels, bestoven is, gaan de 5-8, maar meestal 7 meeldraden uitrijpen en naar voren staan. Een opnieuw op bezoek komend insect krijgt dan pollen mee. Bloemen die eerst in het vrouwelijk stadium zijn en daarna in het mannelijk stadium komen noemen we protogyne bloemen. Het bovenstandig, witte vruchtbeginsel dat al de vorm van een kogeltje heeft met daarop kleine stekeltjes, groeit vervolgens uit tot een doosvrucht. Het is driehokkig en vaak vind je dan ook in een groene bolster met daarop veel stekels twee of drie kastanjes.

MM_130628

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Paardenkastanje - Aesculus
Plantvorm:
boom
Plantgrootte:
2.00 - 20.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
wit, geel, rood
Bloeiwijzen:
tros, pluim
Bloemvorm:
tweezijdig symmetrisch
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkslippen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
5 of meer
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
noot
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
uit vierkanten opgebouwd, grijs, grijsgroen
Bladstand:
tegenoverstaand
Bladvorm:
handvormig
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het oorspronkelijke areaal van de Witte (of Gewone) paardenkastanje moeten we zoeken in het zuidoosten van Europa en wel op het Balkan-schiereiland en in Klein-Azië, dat is het Aziatisch deel van Turkije. Paardenkastanje is vanuit het gebied om Constantinopel, het huidige Istanboel, in West-Europa ingevoerd in het midden van de 16e eeuw. Dat is voor het eerst gebeurd door een Nederlander, die als gezant in dienst was van de Duitse keizer bij de Osmaanse Sultan. Deze Nederlander, genaamd Bousbecke en die zijn naam naar de mode van die tijd verlatijniseerde tot Busbecquius, heeft destijds ook de Sering en een aantal bolgewassen, waaronder Tulpen, uit die mediterrane streken in West-Europa geïntroduceerd.

Witte paardenkastanje is veel aangeplant vooral als straatboom, maar is sindsdien ook wel verwilderd en kan hier en daar op natte tot vochtige plaatsen gevonden worden in onze flora. Meer specifiek temidden van struikgewas, en in gras- en rietland.

De plantensoort 'Witte paardenkastanje' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De Nederlandse naam van Paardenkastanje is afgeleid van de Tamme kastanje en wel vanwege de gelijkenis van de zaden van beide boomsoorten. Deze zaden, die bij beide bomen traditioneel kastanjes worden genoemd, zijn beide donkerbruin van kleur, relatief erg groot en hebben een vruchthuid, die enige gelijkenis vertoont door de bezetting met stekels, de zogenaamde bolster. Deze zaden worden gegeten door zwijnen, varkens, herten en vee, maar niet zoals dat bij Tamme kastanjes gebeurt, door mensen.

Uit de schors en de knopschubben kan een stof gedestilleerd worden die in water of alcohol opgelost, fluorescentie veroorzaakt.

De laatste jaren treedt er een verschijnsel op waarbij de schors heel veel vocht uitscheidt; we noemen dat bloeden. De oorzaak is nog niet bekend (een bacterie of een virus?) maar betekent wel dat de boom ten dode is opgeschreven. Helaas zie je dan ook dat soms hele straten ontdaan moeten worden van zieke Paardenkastanjes. Gelukkig worden niet alle bomen aangetast.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 445-446. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 453.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 600-601.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Aésculus hippocástanum