Vingerhelmbloem is een bloeier in het vroege voorjaar. De plant heeft een tros met licht paarsrode tot witte bloemen. Deze zijn tweezijdig symmetrisch en hebben de vorm van een helm. Ze hebben ook een spoor met nectar. Onder elke bloem zit een schutblad dat vingervormig is ingesneden. De meestal twee bladeren staan verspreid aan de stengel. De bladeren zijn meervoudig geveerd en de fijne deelblaadjes zijn diep gelobd. De kleur van de bladeren en stengel is wasachtig blauwgroen. Ondergronds is een knol te vinden waaruit vroeg in het voorjaar de stengel tevoorschijn komt. De knol is sponsachtige gevuld.
De meerjarige Vingerhelmbloem, of Corydalis solida (L.) Clairv. uit de Papaverfamilie, heeft een wat wasachtige glans.
Ondergronds vormt deze soort een knol, die op doorsnee sponsachtig gevuld is; de knol is 1-3 cm groot, ongeveer zo groot als een hazelnoot. Aan deze knol zit het wortelstelsel dat uit een groep wortels bestaat. In het begin van de lente ontwikkelt zich de stengel met twee 3-4 voudig geveerde bladeren. Deze bladeren zijn niet alleen wasachtig maar ook blauwgroen van kleur. De fijne deelblaadjes zijn afgerond. Onderaan, vlak boven de knol, ontwikkelen zich twee kleine schubben en iets hogerop, zo ongeveer op maaiveldhoogte of net iets daaronder ontwikkelt de plant een vrij grote schub of schede. In de oksel van deze schub zit een okselknop die kan uitlopen in een bovengrondse zijstengel.
De bloemen zitten aan de top van de stengel in een tros bij elkaar. Onder iedere bloem zit een schutblad. Dat schutblad is handvormig ingesneden, zodat het vijf vingers lijkt te hebben. Dit schutblad en de massieve knol onderscheiden de plant van de Holwortel. Deze laatste heeft een holle knol en schutbladeren die niet zijn ingesneden, maar gaafrandig zijn. Ook mist de Holwortel de schub op maaiveldhoogte.
De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch. Er zijn twee kleine kelkbladen die al snel afvallen. De bloem heeft vier kroonbladen en is zo'n 2 cm groot en de kleur is rood tot paars, met soms witte delen. Eén kroonblad eindigt in een spoor die meestal omhoog gericht is, terwijl de bloem wat naar beneden gericht is. In de spoor bevindt zich nectar die door hommels en bijen verzameld wordt. Het binnenste paar kroonbladen zijn met elkaar verkleefd tot een tasje, waarbinnen het bovenstandig vruchtbeginsel met stijl en stempel en de twee bundels van drie meeldraden zijn opgeborgen. Als een hommel of bij op de bloem landt buigt door het gewicht dit tasje open en wordt het insect aan de buikzijde met stuifmeel of pollen bepoederd. Bij bezoek aan een volgende bloem wrijft het stempel pollen van de buik wat tot bestuiving en bevruchting leidt. Ook wordt er nieuw pollen afgezet dat wordt meegenomen door de bezoeker. Op deze manier is kruisbestuiving verzekerd, wat nodig is voor vruchtvorming en zaadzetting. In de op een peul lijkende vrucht ontwikkelen zich twee zwarte zaden. Deze hebben een wit, zacht aanhangsel, het mierenbroodje. Mieren slepen zo'n mierenbroodje met zaad mee en verspreiden op die manier de soort.
Een andere vorm van verspreiding kent Vingerhelmbloem via de ondergrondse delen. Voor het afsterven van de bovengrondse delen in de zomer worden onder de knol meestal twee nieuwe knollen gevormd, waarna de oude afsterft. Ook ontstaan in het najaar in de oksels van de twee ondergrondse schubben direct op de knol knoppen, waaruit in het nieuwe groeiseizoen stengels kunnen ontwikkelen. Dit verklaart waarom de planten vaak in grote groepen bij elkaar staan, maar door omspitten van de grond waarin de knollen zitten wordt ook bijgedragen aan de verspreiding.
MM_140331
Het verspreidingsgebied van de Vingerhelmbloem is een strook van Frankrijk en Italië tot in het midden van Rusland. De kuststreken van West-Europa horen niet bij het natuurlijk areaal en ook in Noord-Duitsland wordt de soort gezien als niet oorspronkelijk inheems. Omdat ze echter veel is aangeplant als Stinzenplant is ze toch in die streken te vinden. De tamelijk zeldzame Vingerhelmbloem is te vinden op beschaduwde plaatsen nabij de grote rivieren, op buitenplaatsen en in de binnenduinrand. De bodem moet redelijk vochtig en voedsel- en kalkrijk zijn. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt beschreven dat de soort een vaak te vinden plantensoort is in het
43Aa1 Abelen-Iepenbos
De meerjarige Vingerhelmbloem, of Corydalis solida (L.) Clairv. uit de Papaverfamilie, wordt in oudere flora's Voorjaarshelmbloem genoemd en bij de Duivenkervelfamilie gerekend. Deze laatste familie is tegenwoordig samengevoegd met de Papaverfamilie tot een familie.
Meer informatie over de ecologie van Vingerhelmbloem en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 264.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 264. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 303.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 498. In deze flora wordt de soort Voorjaarshelmbloem genoemd.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Corýdalis sólida.