Een tamelijk tere rechtopstaande plant met lijnvormige bladeren die in kransen om de ronde rechtopstaande stengel staan is Kranssalomonszegel. Als de plant bloeit staan er in de oksels van een serie bladeren twee tot vier bloemen bij elkaar die hangen aan hun dunne bloemstelen. Ze zijn wit van kleur en buisvormig. Later ontwikkelen zich de ronde vruchten, die bruine spikkels krijgen naarmate ze verder uitrijepn.
Een tamelijk tere, rechtopstaande plant in onze rijke loofbossen op een bodem die wat aan de zure kant is, is de meerjarige Kranssalomonszegel, Polygonatum verticillatum (L.) All. uit de Aspergefamilie of Asparagaceae. In oudere literatuur wordt de soort ook als Kransbladsalomonszegel benoemd.
Ondergronds hebben de meerjarige planten vertakte wortelstokken, waarmee ze overwinteren en waar ze een reserve opslag hebben. Uit deze wortelstok ontwikkelen zich in het vroege voorjaar rechtopstaande planten met een rolronde stengel. Onderaan de stengels tref je roodkleurige punten aan.
Aan de stengels, die niet vertakken, zoals dat ook het geval is bij de andere Salomonszegels, staan de lancetvormige tot lijnvormige in een spits toelopende bladeren in kransen boven elkaar. Er staan meestal drie en soms meer bladeren bij elkaar en onderaan de plant staan er twee tegenover elkaar. Omdat de kransen ten opzicht van elkaar eenbeetje verspringen heeft de plant van boven bekeken een beetje de vorm van een veelbladige plant, maar van opzij is de structuur en opbouw helder. De bladeren zijn van boven helder groen, van onderen zien ze er wat zilverig uit.
In mei gaan de planten bloeien. Er ontwikkelen zich dan in een aantal oksels van bladeren twee tot vier bloemen per oksel. Ze hangen naar beneden aan de dunne bloemstelen. De zes bloemdekbladen zijn met elkaar vergroeid tot een buisvormige bloem die ook wel iets heeft van een rolrond worstje. Aan de top lijken de kleine bloemen gesloten. De kleur van de bloemdekbladen is wit. Binnen de bloem staat een zestal meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met stijl en stempel. De meeldraden zijn vergroeid met de bloemdekbladen. Na bestuiving en bevruchting groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een steenvrucht of bes. Deze kleurt uiteindelijk van groen via een fase met donkere stippels naar rood en uiteindelijk donker paars.
MM_210520
De soort komt voor in het centrale deel van Europa.
De inheemse verspreiding in Nederland is beperkt tot één der rijkere loofbossen op een wat zurige plek in het zuiden van Limburg.
De soort is een van de belangrijke soorten in het Natura 2000 gebied Geuldal. Intussen is er ook een aantal groeiplaatsen in de stedelijke omgeving bijgekomen, voornamelijk in botanische tuinen, waar de plant door menselijk ingrijpen is terecht gekomen.
Alle planten die bij elkaar in de buurt staan zouden wel eens via hun gezamenlijke wortelstok in feite één plant kunnen zijn. De exemplaren die je dan boven de grond ziet zijn in dat geval klonen.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Kranssalomonszegel, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 303
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 120. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 131.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 330.
De soort is een van de belangrijke soorten in het Natura 2000 gebied Geuldal.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Polygonátum verticillátum