Hokjespeul, Astragalus glycyphyllos, is een typische liggende plant in zomen en aan de rand van bosschages op kalkrijkere bodem. Na de bloei, in juni, valt de plant het meeste op door de typische dicht bij elkaar staande tamelijk lange, gekromde en hoekige peulen. De bloemen zijn geelachtig tot groen en de bladeren zijn samengesteld en hebben een topblaadje. Deze deelblaadjes zijn eivormig tot ovaal.
Een liggende, kruidachtige en meerjarige plantensoort uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae, is Hokjespeul, Astragalus glycyphyllos, die vooral opvalt als hij na zijn bloei de typische peulen toont, waar de soort naar genoemd is. De planten staan in zomen, op taluds van holle wegen en onder langs de rand van bosschages op grond die redelijk wat kalk bevat.
Op de ondergrondse penwortel die aan de bovenzijde verhout tot een klein dik stammetje ontwikkelt de plant dikke, liggende, vrijwel kale stengels die tot ruim een meter lang kunnen worden. Aan de stengels, die kunnen vertakken en een zig-zag patroon vertonen, staan de samengestelde oneven geveerde bladeren. Deze bladeren kunnen wel 15 cm lang zijn en hebben meestal minstens 9 deelblaadjes, een aantal dat ook wel kan oplopen tot 13. De deelblaadjes zijn eivormig tot ovaal van vorm en hebben een gave bladrand. Aan de voet van de bladsteel staan twee steunblaadjes. Terwijl de steunblaadjes van de meeste bladeren vrij zijn, zijn ze bij de onderste samengestelde bladeren met de bladsteel vergroeid.
De trossen met bloemen staan in de oksels van de bladeren. Ze bevatten een vrij groot aantal bloemen die groenachtig tot geelachtig van kleur zijn. Hun vlag, het rechtopstaande deel van de bloem, is meer dan een cm tot anderhalve cm lang. Meeldraden en stijl met stempel zitten opgesloten in de kiel, die bestaat uit twee bloemkroonbladen die aan de onderzijde met elkaar zijn vergroeid. De zwaarden en vlag van het 'scheepje' zijn niet vergroeid. Zwaardere insecten als hommels bezoeken de bloemen en drukken met hun gewicht de kiel open waarna de meeldraden en stempel vrijkomen en bestuiving kan plaatsvinden.
Na bevruchting groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een peul en omdat er flink wat bloemen bij elkaar staan in de tros krijg je een typische kluwen van opvallende peulen. De peulen zijn gekromd en hebben een typische vorm met dikke randen. Ook hebben ze een diep ingeplooide naad, wat hun typische vorm nog sterker benadrukt. Verder zijn ze onbehaard. Daardoor vallen de planten, met de op kleine trossen bananen lijkende peulen, na de bloei eigenlijk meer op dan voor en tijdens de bloei.
MM _211111
Het verspreidingsgebied van Hokjespeul omvat een groot deel van Europa tot in het midden van Swcandinavië, het westen van Schotland en tot in het midden van Spanje. Naar het oosten toe bereikt het areaal de Kaukasus en een gebid in centraal Azië. In Nederland komt de soort vooral voor in Zuid-Limburg en in de buurt van Arnhem en Nijmegen. In België vind je de soort in de aangenzende gebieden, zoals de Voerstreek, en verder naar het zuiden en westen mits er voldoende kalkrijke bodem aanwezig is.
De planten smaken zoet en worden daarom door grotere dieren gegeten. De peulen blijven weliswaar gesloten, maar verteren gedeeltelijk tijdens de darmpassage. Onverteerde zaden bereiken via dit transport nieuwe plekken waar ze kunnen kiemen.
Je zou het zo niet zeggen, omdat in onze contreien maar één soort uit het geslacht Astragalus voorkomt, maar dit geslacht is het grootste geslacht gebleken te zijn uit de Vlinderbloemenfamilie als je naar de verspreiding kijkt over de hele wereld. De ongeveer 1600 soorten tref je vooral aan als planten in gebergten die kalkrijk zijn.
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Hokjespeul en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 117-118.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 360. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 339.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 770.