Een klein blijvende soort die in kransen staande lancetvormige bladeren heeft is Blauw walstro. Ook de kleine bloemen worden door een krans van kleine bladeren omgeven. Het zijn er meestal acht. De kleine bloemen hebben een licht blauwe tot lila kleur. Blauw walstro, Sherardia arvensis, is een boven de ondergrondse delen sterk vertakte plant en vormt met zijn liggende stengels matten op zandige, wat kalkhoudende bodems.
Een éénjarige plantensoort uit de Sterbladigenfamilie of Rubiaceae die je gemakkelijk over het hoofd ziet vanwege zijn kleinheid is Blauw walstro, Sherardia arvensis L.. Maar heb je deze tamelijk zeldzame liggende Walstrosoort eenmaal gevonden dan zal de plant je altijd bij blijven, omdat hij een heel opvallende en wat afwijkende bouw heeft.
De op de grond liggende sterk vertakte plant heeft kantige stengels die bezet zijn met kransen van bladeren. De onderste kransen hebben vaak vier omgekeerd eironde bladeren, naar boven toe staan er in de kransen zes bladeren die lancetvormig zijn en helemaal bovenaan de stengels staan de bloemen in een soort hoofdje bij elkaar en dat hoofdje is omgeven door een krans van acht bladeren. Je zou dat een omwindsel kunnen noemen. Alle bladeren eindigen in een punt en zijn aan de rand ruw behaard. Ook de stengels zijn met ruwe haartjes bezet.
De buisvormige tot trechtervormige bloemen staan bij elkaar binnen het hiervoor al genoemde omwindsel dat dus bestaat uit acht, een soort schotel vormende, bladeren. Op het onderstandig vruchtbeginsel staat een zestandige kelk en een viertallige bloem met tot een buis vergroeide kroonbladeren. Boven aan de buis staan deze vier kroonbladen trechtervormig naar buiten. De kleur van de kroonbladen is blauw tot lila. Er zijn vier meeldraden die ingeplant zijn op de kroonbuis en wel tussen de vier kroonslippen in. De stijl heeft een tweelobbig stempel. Na bevruchting, meestal door zelfbestuiving, groeit het onderstandig vruchtbeginsel uit tot een tweedelige dopvrucht die omgeven blijft door de zes vergroeide kelktanden en uiteindelijk in twee helften uiteenvalt waarbij iedere helft drie behaarde kelktanden heeft.
De soort wordt steeds zeldzamer, maar kan bijvoorbeeld ook in het stedelijk gebied gevonden worden in randen van grasvelden en dergelijke, daar waar de grond open genoeg is om te kunnen kiemen. Soms vind je de soort samen met Bosaardbei, Schijnaardbei en andere laagblijvende soorten, zoals we gevonden hebben in Maastricht.
MM_190630
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied of areaal van Blauw walstro is waarschijnlijke het gebied rond de Middellandse Zee. Vandaar uit heeft de soort als cultuurvolger Europa en het westen van Azië bereikt. Inmiddels is zijn verspreiding wereldwijd. Daar is ongetwijfeld de mens als actor bij betrokken. In onze contreien vind je de soort vooral op wat vochtige, goed doorluchte en zandige gronden in randen van bermen, op akkers en dergelijke, vooral daar waar wat kalk in de grond zit of de bodem kalkrijk is, zoals in het zuiden van Limburg en aangrenzende gebieden.
Heel bijzonder is de vorm van de kelk van Blauw walstro. Immers bij de Sterbladigen en andere Walstrosoorten vind je de viertalligheid ook terug in de vier kelktanden. Maar bij Blauw walstro bestaat de kelk uit zes grotere tanden met haartjes die om de vrucht blijft zitten. Met deze tanden blijft de vrucht haken in de vacht van dieren en wordt aldus verspreid. Overigens treedt er vooral zelfbevruchting op in de kleine buisvormige bloemen, omdat het insectenbezoek heel beperkt is.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Blauw walstro verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 104-105.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 473. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 576.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 977-978.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Sherárdia arvénsis.
In het Duitse taalgebied wordt de soort Ackerröte genoemd; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 339.