Witte veldbies heeft een wat misleidende naam. In de Alpen komt een Sneeuwwitte veldbies (Luzula nivea) voor die werkelijk witte bloemdekbladen bezit. Bij Luzula luzuloides zijn de bloemdekbladen wel wat witachtig van kleur, maar vaker tijdens en na de bloei meer aan de lichtbruine kant. Toch valt de plant door de lichte bloeiwijzen sterk op. Deze veldbies is een zeldzame plant die we niet zo gauw zullen tegenkomen, de meeste kans hebben we in de zure bossen van Zuid-Limburg op het vuursteen-eluvium van Vijlen en omgeving, en in een aantal bossen van het Gelders district. Het is een grasachtige plant waarbij een aantal bladeren in de vorm van een wortelrozet aanwezig zijn en enkele bladeren aan de stengel. Daarnaast vinden we, onder de pluimvormige bloeiwijze, duidelijke lange schutbladeren. De bloemen zijn zes-tallig, ook later aan de vrucht, zijn de zes bloemdekbladen nog duidelijk herkenbaar. Verder kenmerkend aan deze plant zijn de lijnvormige bladeren met aan de rand lange vuilwitte haren, we zeggen wel dat het blad gewimperd is.
Witte veldbies of Luzula luzuloides (Lam.) Dandy & Wilmott, is een overblijvende, inheemse plant uit de Russenfamilie, of Juncaceae. Dit type planten duiden we wel aan met de naam grasachtig, hoewel ze niet tot de grassenfamilie horen. De hoogte is tot ongeveer 75 cm, de plant heeft wortelstokken, waaraan losse pollen ontspruiten. Verspreiding kan door zowel zaad als door rhizomen of wortelstokken gebeuren.
De bladeren zijn lijnvormig, met vooral aan de basis, en vooral langs de rand, lange vuilwitte haren. Aan de basis van het blad zijn bladscheden te vinden, waarvan de randen met elkaar vergroeid zijn, en als het ware een koker om de stengels vormen, waarbij de stengel glad en rond is en met merg gevuld. Bij Witte veldbies is het blad maximaal 6 mm breed, bij Grote veldbies kan dat wel tot 20 mm oplopen.
De bloemen staan met een aantal bijeen in opeengedrongen kluwens. Deze kluwens staan weer bijeen aan vertakkingen zodat een vrij open, samengestelde, in bovenaanzicht wat bolle bloeiwijze ontstaat. Het direct onder de bloeiwijze staande schutblad is lang en steekt meestal boven deze uit.
Zoals bij alle planten uit de Russenfamilie zijn de bloemen tweeslachtig en bestaan uit 2 kransen van 3 bloemdekbladen, 6 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel. Het bloemdek is klein, vuilwit van kleur, en bij volledige bloei ongeveer 8 mm in diameter. Later kleuren de bloemdekbladen naar strokleurig tot lichtbruin. De stamper bestaan uit een simpel vruchtbeginsel, een lange stijl met aan de top drie stempels. De eenhokkige doosvrucht bevat slechts 3 zaden, deze dragen aan de top een mierenbroodje (elaiosoom). Rondom deze doosvrucht is het 6-bladig bloemdek lang nog goed te onderscheiden.
Een mierenbroodje, dat in feite een klein eiwithoudend aanhangsel is, levert voor bosplanten een voordeel op. In de soms dichte begroeiing zorgen mieren, gelokt door de hoge voedingswaarde van het aanhangsel, voor het verslepen, en daarmee voor de verspreiding van de zaden.
De vindplaatsen van Witte veldbies zijn voornamelijk bossen op (licht-)zure grond.
GB_131119
De hoofdverspreiding van deze soort ligt in Midden-Europese (montane-)streken waar het een kensoort is van het Luzulo-Fagion (net als in de Nederlandse literatuur: Verbond van Veldbies-Beukenbossen). Schaminee et al. (2000) Veldgids Plantengemeenschappen, beschrijft het als een kensoort van de associatie Veldbies-Beukenbos [42Ab1].
In Nederland is Witte veldbies tamelijk zeldzaam in Zuid-Limburg, meer zeldzaam in Twente en het oostelijk deel van Gelderland, verder op een aantal landgoederen. In België komt de soort verspreid voor, nog het meest in bossen van de Ardennen, verder in geheel centraal Europa tot in Zuid-Scandinavië.
Bestuiving geschiedt door de wind, zelfbestuiving wordt voorkomen door protogynie, dat betekend dat de vrouwelijke delen eerder bloeien dan de mannelijke. Je kunt ook zeggen dat de stempels ontvankelijk zijn voordat de meeldraden pollen produceren.
Meer informatie over Witte veldbies is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 42-44.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 139. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 194.
Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 820.
Uitspraak (klemtoon) van de wetenschappelijke naam: Lúzula luzuloídes