Wit bosvogeltje - Cephalanthera longifolia

Wit bosvogeltje, Cephalanthera longifolia, is een zeer zeldzame en beschermde orchidee, die op enkele plekken in Zuid-Limburg, en verder op een drietal plaatsen in Nederland en op meerdere plekken in Vlaanderen , Wallonië en Luxemburg voorkomt. De rechtopstaande slanke planten worden tot 40 cm hoog. Ze hebben smalle, langwerpige tot lancetvormige bladeren en tijdens de bloei is het aantal bloemen in de aar groter dan bij het verwante Bleek bosvogeltje.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Wit bosvogeltje, Cephalantera longifolia (L.) Fritsch, is een zeer zeldzame plant uit de familie der Orchideeën of Orchidaceae. De plantensoort is nog op een enkele plek te vinden in  de Zuid-Limburgse Eiken-Haagbeukenbossen.

De tot 40 cm hoog wordende planten hebben op de wortelstok met meestal ook een knol in de bodem een  rechtopstaande rolronde stengel die onbehaard is. Aan de stengel zitten de bladeren verspreid zonder bladsteel, maar vrijwel in twee rijen. De onderste bladeren aan de stengel zijn lancetvormig en naar boven toe zijn ze langwerpig-lancetvormig. Ze hebben een toegespitste top. Ze onderscheiden zich van die van het Bleek bosvogeltje; immers, dat heeft bredere eivormige bladeren die niet spits toelopen en wat stomper zijn.

Bovenin heeft de plant een aar met witte bloemen. Deze bloemen hebben een schutblad dat bij de onderste bloemen als het ware de vorm en grootte voortzet van de gewone stengelbladeren, maar al snel worden deze schutbladeren in de aar klein en uiteindelijk zelfs korter dan de onderstandige vruchtbeginsels. In de aar staan de bloemen dichter op elkaar dan we bij het Bleek bosvogeltje zien en bovendien is het aantal bloemen in de aar flink groter dan bij de verwante soort.

De tweezijdig symmetrische bloemen lijken sterk op die van Bleek bosvogeltje. De bloemdekbladen zijn wit en op de lip is een vlek die geel en oranje van kleur is. Ook is er een aantal, meestal drie ribbels te zien op de onderlip. Dit alles wijst bezoekende insecten de weg in de bloem. Maar aantrekking door geur of nectar kent het Wit bosvogeltje net zo min als het Bleke. Ook ontbreekt aan de bloem een spoor, die juist meestal de nectar bevat voor de bezoekers. De afmetingen van de bloemdekbladen zijn wat kleiner dan bij het Bleek bosvogeltje, maar hebben ongeveer dezelfde vorm, waarbij de lip ongeveer de helft van de lengte inneemt als de buitenste bloemdekbladen. Het zuiltje bevat twee pollenklompjes, maar die zitten niet zo sterk aan elkaar geplakt dat je kunt spreken van polliniën. Het beursje onderaan de meeldraden ontbreekt. Het stempel zit beneden in het zuiltje. Een bezoeker van de bloem krijgt pollen mee op zijn voorhoofd en dat kan tegen het stempel van een volgende bloem worden afgezet.

Het vruchtbeginsel onder de bloemdelen is tamelijk groot en enigszins getordeerd. Na bestuiving, vaak is er sprake van zelfbestuiving, ontwikkelt zich in de doosvrucht een grote hoeveelheid stoffijn zaad. De doosvrucht opent met zes spleten waardoor de wind het fijne zaad verspreidt.

MM_201213

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Bosvogeltje - Cephalanthera
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.40 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
wit, geel, oranje
Bloeiwijze:
aar
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, bloemdek, orchideeenbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
3 sepalen, 3 petalen
Meeldraden:
2 stuifmeelklompjes
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
stofzaad
Stengels:
rechtopstaand, rolrond
Schors:
-
Bladstanden:
verspreid, in twee rijen
Bladvormen:
lancetvormig, toegespitst, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
knol, wortelstok
Plantengemeenschap:
-

De plantensoort 'Wit bosvogeltje' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Zeldzaamheid

Wit bosvogeltje was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017 en staat nog steeds als 'kwetsbaar' vermeld in de Heukels' Flora van Nederland (2020).

Nog meer informatie over de ecologie van het Wit bosvogeltje en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 107. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 152.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 363-364.

Kreutz, C.A.J. (2019): Orchideeën van de Benelux, deel 1: 168-179. Hierin staan zeer uitgebreide beschrijvingen van deze orchidee.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cephalanthéra longifólia.

In het Duitse taalgebied wordt deze Orchideeënsoort Langblättriches Waldvögelein Knabenkrautgewächse, genoemd; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 487. Ook de naam Schwertblättriches Waldvögelein wordt in het Duitse taalgebied gebezigd.