De soms uit tuinen verwilderde Wijnruit, Rúta gravéolens, tref je in onze flora een enkele keer aan, bijvoorbeeld op warme plekken op oude stadsmuren. De planten vallen op door hun heesterachtige bouw en ze hebben ook vaak verhoute delen onder aan de stengels. De geelachtige bloemen staan in bijschermen en het valt op dat de eindbloem van een steel vijftallig is, terwijl de andere bloemen in een bijscherm viertallig zijn.
Een meerjarige kruidachtige plant met vaak verhoute onderste delen van de stengels die aansluiten op de wortel, waardoor je soms van een halfheester kunt spreken, is de Wijnruit, Rúta gravéolens L., uit de Wijnruitfamilie of Rutaceae.
Het grootste deel van de plant is kruidachtig en valt op door de fijn verdeelde verspreid staande dof grijsgroene bladeren. Bij nauwkeurige beschouwing zijn het 2-3 voudig veerdelige bladeren, die uit kleine deelblaadjes bestaan. Vaak drie bij elkaar aan een klein gezamenlijk steeltje. Ze zijn kaal en hebben een waslaagje. De bladeren vallen op door hun olieklieren, waardoor ze 'gepunt' zijn, net als we ook bij het Sint-Janskruid kunnen zien. De bladeren ruiken sterk, maar niet echt aangenaam.
De rijkelijk bloeiende plant heeft geelachtige bloemen in bijschermen staan aan het einde van de stengels. De eerste eindbloem aan het eind van de 'hoofd' stengel is regelmatig vijftallig en staat wat meer aan de binnenzijde van het bijscherm. Alle andere bloemen in een bijscherm zijn regelmatig viertallig. Ook deze rangschikking van vijftallige bloem met veel viertallige bloemen eromheen is opvallend. Voor elk geelachtig kroonblad staan twee meeldraden; dat betekent dat het totaal aantal bij een vijftallige bloem 10 bedraagt en bij de viertallige bloemen 8. Onder de stamper tref je een honingschijf of discus aan.
MM_130103
Verwilderd komt Wijnruit voor op oude stadsmuren op warme plekken en de soort kan daar voorkomen met de soorten uit de Muurbloemassociatie (21Aa2). De video-opname van de Wijnruit is op de oude Middeleeuwse stadsmuur van Maastricht gemaakt.
Wijnruit is vergiftig. Het is een oude artsenijplant uit Zuid-Europa die ook als keukenkruid is gekweekt in tuinen. Daaruit kan de plantensoort verwilderen, zoals te zien is op de oude stadsmuren in steden als Maastricht, waar de plantensoort deel kan uitmaken van de Muurbloemvegetatie, zoals in het Lange grachtje in Maastricht.
Jan van Twisk beschrijft de benaming en de totstandkoming daarvan als volgt:
Al bij de oude Grieken was de Poelruit bekend onder de naam Thaliètron. Daarbij duidt de tegenwoordige soortnaam flavum op het geel van de bloemen. Verwarrend werd de plant vroeger ook wel Ruta palustris genoemd oftewel Moeras-ruit en dat heeft er toe geleid dat de Poelruit tot een Ruit werd bevorderd. En dat terwijl de plant Wijnruit, die tot een heel aparte Rutaceae-familie behoort, het alleenrecht heeft op de oude Latijnse benaming Ruta. Deze houdt verband met het Griekse Ruton dat een spitse wijndrinkbeker aanduidt en het werkwoord Rheó dat vloeien, stromen betekent.
De toevoeging graveolens bestaat uit het Latijnse gravis voor zwaar, sterk en olere dat rieken, geuren betekent. Net als bij Dille en Selderij.
Het bittere sap van de plant is fototoxisch en de geur is katten werend (met dank aan Jan van Twisk om dit van hem te mogen overnemen).
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 449. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 452-453.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 452.
E. de Lestrieux, 1987, Plant Gezondheid, de Natuur als apotheek.