Watercipres wordt ook wel Chinese mammoetboom genoemd. Het is een naaldboom soort die verwant is aan de Sequoias van de westkant van de Verenigde Staten (Californië en Oregon), en aan de Moerascipressen in het oosten (Florida), en komt oorspronkelijk voor in het binnenland van China.
Sinds zijn ontdekking is deze soort over de hele wereld in parken en tuinen aangeplant.
Samen met Moerascipres zijn het Coniferen die ’s winters het blad, de naalden, verliezen. Dit komt maar bij enkele naaldbomen voor (bijvoorbeeld bij Larix). Niet alleen verliest Watercipres zijn blad, in de herfst worden zowel de eenjarige twijg, als de naalden in zijn geheel afgestoten. Anders dan bij Moerascipres zijn de twijgen zowel als de naalden tegenoverstaand. Het oppervlak van de stam, de bast, bestaat uit lange vezelige delen. De boom kan een hoogte van meer dan 30 meter bereiken. In zijn oorspronkelijke gebied wel tot 45 meter.
Watercipres of Metasequoia glyptostroboides is een naaldboom uit de Cipresfamilie of Cupressaceae. Het is een bladverliezende boom, waarbij de bladeren of naalden evenals de twijgen tegenoverstaand zijn. De twijgen vallen samen met de (deel-)bladeren of naalden af. In de herfst verkleurt het blad roodbruin voordat het wordt afgestoten.
De naalden of deelbladeren zijn afgeplat, 10 tot 25 mm lang en 2 mm breed en voorzien van een korte stijve punt. Aan de onderzijde vinden we een paar onduidelijke lijnen (loupe!) waar zich huidmondjes bevinden. De gehele twijg valt op te vatten als een samengesteld blad, aan de basis van de twijgen vinden we dan ook de knoppen. Ook in de winter is dit duidelijk zichtbaar. De nieuwe knop staat onder het litteken van de afgevallen twijg van vorig jaar.
Watercipressen kunnen behoorlijk groot worden, de aanplant in Europa geschiedt pas sinds 1945 (deze soort wordt wel gezien als een levend fossiel, zie onder Bijzonderheden) en deze exemplaren zijn nog niet helemaal uitgegroeid. In het oorspronkelijke verspreidingsgebied (centraal China) kan de soort wel 45 m hoog worden. Van de bast van de boom valt op dat deze in lange stroken, vezelig kan afbladderen. De takken vormen tezamen een kegelvormige kroon.
De boom is eenhuizig en eenslachtig, dat wil zeggen dat afzonderlijke mannelijke en vrouwelijke delen ("bloemen") op hetzelfde individu gevormd worden. De zittende mannelijke bloemen of strobili zijn ovaal, ongeveer 5 mm lang, en staan met velen bijeen aan lange hangende aren of trossen. Ze bestaan uit een aantal schutbladen waaruit bundels van meedraden steken. De lang gesteelde vrouwelijke bloemen zijn bolvomige kegels, ze staan aan spaarzaam bebladerde zijwaartse takken. De kegels meten, wanneer ze uitgegroeid zijn, zo ongeveer 2,5 cm op diameter.
GB_20220122
Het oorspronkelijk verspreidingsgebied is Centraal-China, provincies Sichuan, Hubei en Hunan.
Het geslacht Metasequoia is het eerst beschreven aan de hand van fossiel materiaal (1941). Verwanten van deze naaldboom waren bekend uit het Tertiair, 2,6 tot 66 miljoen jaar geleden, en waren over het gehele noordelijke halfrond verspreid. Enkele jaren na de beschrijving van dit geslacht werd een boomsoort gevonden in Centraal-China die voor de wetenschap tot dan toe onbekend was. In 1944 werd deze soort beschreven als M. glyptostroboides, waarmee een "levend fossiel" werd gevonden. In 1945 kwamen de eerste zaden naar Europa, later werd ook uit stek vermeerderd. Sindsdien is deze boom over de hele wereld in tuinen en parken te vinden.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van de nieuwe 24ste druk van Heukels' Flora van Nederland: Duistermaat, H(Leni). (2020): p. 89.