Een boom die je regelmatig aantreft in de stedelijke omgeving, parken en soms ook in tuinen is Trompetboom, Catalpa. De uit Noord-Amerika afkomstige boom wordt hier alleen aangeplant gevonden. Hij valt op door de grote hartvormige bladeren en de als kaarsenluchters min of meer rechtopstaande trossen van witte trompetvormige bloemen. Na de bloei vallen ze op door de lange vruchten die wel twintig cm lang zijn en op peulen lijken.
In parken, de stedelijke omgeving en ook in tuinen kun je een boom vinden die eigenlijk het hele jaar door opvalt door zijn typische eigenschappen. Het is Trompetboom, Catalpa bignonioides Walt., uit de Trompetboomfamilie of Bignoniaceae.
Op het ondergrondse wortelstelsel ontwikkelt de boom een stevige rechte stam die een grijze schors heeft en die sterk gegroefd is. De kroon is min of meer rond en de boom kan een hoogte bereiken van zo'n 10 meter. Aan de takken en twijgen staan na het uitlopen grote hartvormige bladeren die wel twintig cm breed kunnen zijn. De hartvormige voet heeft twee lobben, die elkaars spiegelbeeld zijn en niet, zoals bij de Linde, verschillend van grootte. De bladeren eindigen in een korte spits. De meeste bladeren hebben een gave rand maar soms is en halverwege de bladrand een uitstekende tand te vinden. De onderkant van de bladeren is bezet met hele fijne en zachte haartjes. De bladeren staan met z'n drieën in een krans op dezelfde hoogte ingeplant op de twijgen. Er zijn daar geen steunblaadjes.
Tijdens de bloei in juli en de verdere zomer, ontwikkelen zich trossen van bloemen, die de vorm hebben van een meerarmige kaarsenluchter met meerdere etages. Daardoor lijken ze wel wat op de bloeiwijzen van Witte paardenkastanje, die echter veel eerder in het jaar, begin mei, bloeit. De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben de vorm van een gebogen trompet. De kelkbladeren zijn bruin van kleur en blijven als schubben onder de bloem staan. Ze hebben een topspitsje. De vijf kroonbladen zijn met elkaar vergroeid en hebben een gerafelde rand. De bloemkroon is wit met in de kroonbuis roodpaarse vlekken en gele vlekken in een streep. Ze vormen een soort van honingmerk en je ziet dan ook op droge dagen veel grotere insecten rond de bloemen vliegen en de bloemen bezoeken. Het bovenstandig vruchtbeginsel heeft een lange stijl en twee gebogen stempels. Van de vier meeldraden zijn er maar twee goed ontwikkeld. Ze staan links en rechts van stijl en stempels.
Na bestuiving en bevruchting ontwikkelt het vruchtbeginsel zich tot een doosvrucht, die veel weg heeft van een lange peul. Deze 'peulen' blijven lang aan de boom hangen en daardoor valt hij ook op in de herfst en de winter als het blad is afgevallen. In de peulvormige doosvrucht zitten veel zaden met haarpluis. De zaden worden door de wind verspreid.
MM_220608
Trompetboom is geen inheemse Europese boomsoort, maar afkomstig uit het noordoostelijk deel van Noord-Amerika. Het is derhalve een Exoot. In hoeverre er uit de door de wind verspreide zaden nieuwe jonge exemplaren kunnen ontstaan en of dat ook het geval is in onze contreien vraagt om nader onderzoek.
Doordat de zaden met hun haarkuif zo gemakkelijk door de wind worden verspreid kun je gemakkelijk in de stedelijke omgeving, waar Trompetboom meestal is aangeplant, kiemplanten aantreffen. Je vindt dan vaak een stengel met daaraan een aantal van die grote hartvormige bladeren. Ze kunnen dan al gauw een meter en meer hoog zijn. Overigens kunnen dit soort opvallende kiemplanten ook afkomstig zijn van ds Anna Paulowniaboom, die ook enorm grote bladeren heeft.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 494. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 601.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 889.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Catálpa bignioídes