Onder de vele witbloeiende planten met schermbloemen heeft de Roomse kervel, Myrrhis odorata, vanwege de sterke anijsgeur een plaats als tuinkruid. De plant lijkt veel op Fluitenkruid, maar onderscheidt zich daarvan door de vijf lange omwindselblaadjes onder de schermpjes. Deze zijn ook nog gewimperd. Ook de vruchten wijken sterk af van die van Fluitenkruid; ze zijn zo'n 2 cm lang en rond op doorsnee met vijf opvallende ribben.
Onder het grote aantal wit bloeiende plantensoorten uit de Schermbloemenfamilie, of Apiaceae, kennen we Fluitenkruid als de vroegst in het jaar bloeiende soort. Een plantensoort die daar veel op lijkt is Roomse kervel, Myrrhis odorata(L.) Scop..
Roomse kervel dankt z'n naam aan aan de anijsgeur die ook wel wat wegheeft van de Bijbelse mirre. De meerjarige plant kan tot ruim een meter hoog worden. De structuur is door de vertakkingen van de holle stengel nogal bossig van aard. Ze heeft zeer fijn verdeelde bladeren, tot 3-voudig geveerd, en daardoor lijken ze heel sterk op die van Fluitenkruid. Verder zijn ze zacht behaard, wat de gelijkenis nog versterkt.
Onder de bloeiwijze, die uit een aantal van 4-10 en soms nog wat meer schermpjes bestaat, ontbreken de omwindselbladen, maar onder de schermpjes vind je meestal een omwindseltje met vijf lange, smalle naar beneden gerichte omwindselblaadjes. Deze zijn gewimperd, dus met lange haren aan de randen bezet. De bloemen in de randstandige schermpjes zijn in meerderheid alleen mannelijk.
Uit de onderstandige vruchtbeginsels ontstaan na bevruchting lancetvormige vruchten van wel 15 tot 25 mm lang. Deze hebben aan de top een kort steriel deel onder het stijlkussen dat aanwezig blijft. Ze zijn op doorsnee rond met vijf opvallende ribben. Ze zijn ook stekelig behaard en worden bij rijpheid glanzend bruinzwart.
Als gekweekte tuinplant verwildert Roomse kervel en dan vind je hem op vochtige en voedselrijke grond in beschaduwde tamelijk natte bermen in de buurt van bebouwing.
MM_130703
Roomse kervel is afkomstig uit de bergachtige streken van het mediterrane gebied van Europa en wordt bij ons als tuinkruid gekweekt. De soort verwildert uit tuinen in wegbermen, maar wordt ook wel verwilderd in de stedelijke omgeving gevonden.
Maakt deel uit van het recept "Kruutmoes"; wordt derhalve in Gelderland lokaal, bijvoorbeeld op de Veluwe, gekweekt en als tuinkruid gehouden. Het heeft een sterke anijsgeur. Ook in de veeartsenijkunde werd het gewas wel aangewend.
De plant wordt ook wel als surrogaat gebruikt voor mirre; deze laatste is afkomstig uit Afrika en Arabië (zie:
http://www.gielenaroma.nl/index.php?page=myrrhis-odorata ).
Uitgebreidere informatie over de ecologie van Roomse kervel en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 255.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 555. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 762.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 651.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Mýrrhis odoráta