In onze steden staan soms ook wel Rode paardenkastanjes, Aesculus x carnea, als straat- en parkboom aangeplant. De grove stammen dragen een kroon waarin de 5 tallige handvormig samengestelde bladeren gemakkelijk herkenbaar zijn. Tijdens de bloei staan veel roodkleurige bloemen in een rechtopstaande pluim die wel iets heeft van een kaarsenstandaard. Na de bloei ontwikkelen zich de bolsters met daarin de zaden, de kastanjes met hun witte vlek maar zonder puntje.
Hoewel minder vaak dan de Witte paardenkastanje, zien we ook de Rode paardenkastanje, Aesculus x carnea Hayne, uit de Zeepboomfamilie als aangeplante straat- en parkboom.
Rode paardenkastanje is een tot 16 m hoog wordende boom met een stevige stam en een bolvormige kroon. De schors van de stam is aanvankelijk groen, maar vertoont bij het ouder worden een karakter dat lijkt op het afschilferen van de schors. De kleur is dan ook vaker naar het donkerbruin toe.
Na de winter vallen vooral de donkerbruine knoppen op die tijdens het opzwellen in het vroege voorjaar glinsteren en plakkerig aanvoelen. Als de bruine knopschubben opengaan blijken ze een fijne beharing aan de rand te hebben. Deze haren vallen al snel af. Uit de knoppen komen nieuwe jonge twijgen te voorschijn en jonge bladeren die al direct groen kleuren en ook sterk behaard zijn. Ook deze beharing verdwijnt al snel als de bladeren zich verder ontvouwen en uitstrekken. De bladeren staan tegenover elkaar aan de jonge twijgen en takken. Het lijkt er soms zelfs op dat ze ook kruisgewijs staan. Elk blad heeft een lange steel en geen steunblaadjes. De vijf deelblaadjes variëren in grootte. Het middelste is het langst en kan wel 15 tot 20 cm lang worden. De twee buitenste zijn wel kleiner dan het middelste deelblad, maar niet zoveel kleiner als we zien bij de Witte paardenkastanje. De deelblaadjes hebben ieder een apart steeltje, waarmee ze zijn ingeplant op de bladsteel. De grootste breedte hebben de deelblaadjes in de bovenste helft van het blad en de top is heel geleidelijk toegespitst. De rand van de deelblaadjes is grover gezaagd. Het blad als geheel is handvormig samengesteld en dus handnervig, terwijl de deelblaadjes veernervig zijn.
De bloemen ontstaan in de rechtopstaande pluimen, die wel iets hebben van een kaarsenstandaard. De bloemen zijn rood van kleur. De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben vijf maar soms slechts vier rode kroonbladen. Deze bloemkroonbladen hebben een duidelijke steel en een grote plaat. De stelen, of nagels, zijn groot en steken buiten de kelkslippen uit. De bloemen kunnen eenslachtig zijn, dan hebben ze alleen meeldraden, of tweeslachtig. In het laatste geval zijn de stijl en stempel het eerst ontvankelijk voor pollen. De stijl met stempel steekt dan vooruit uit de bloemkroon naar voren en de nog niet rijpe meeldraden zijn dan naar beneden gebogen. Als de stempel door bezoekende insecten, vooral hommels, bestoven is, gaan de 5-8, maar meestal 7 meeldraden uitrijpen en naar voren staan. Een opnieuw op bezoek komend insect krijgt dan pollen mee. Bloemen die eerst in het vrouwelijk stadium zijn en daarna in het mannelijk stadium komen noemen we protogyne bloemen. Het bovenstandig, witte vruchtbeginsel dat al de vorm van een kogeltje heeft, groeit vervolgens uit tot een doosvrucht. Deze is niet of bijna niet met stekels bezet. Het is driehokkig en vaak vind je dan ook in de groene bolster twee of drie kastanjes.
MM_130628
Rode paardenkastanje kennen we alleen als aangeplante straat- of parkboom en ook wel aangeplant in tuinen. Het is niet bekend of deze soort verwildert en inburgert zoals dat het geval is met de Witte paardenkastanje.
Rode paardenkastanje, Aesculus x carnea, is een kruising van de Witte paardenkastanje en de Rode Pavia (ook wel Gladde kastanje genaamd), Aesculus pavia.
De Nederlandse naam van Paardenkastanje is afgeleid van de Tamme kastanje en wel vanwege de gelijkenis van de vruchten van beide boomsoorten. Ze zijn beide donkerbruin van kleur, relatief erg groot en hebben een vruchthuid die enige gelijkenis vertoont door de bezetting met stekels, de zogenaamde bolster. Deze zaden worden gegeten door zwijnen, varkens, herten en vee, maar niet zoals dat bij Tamme kastanjes gebeurt, door mensen.
De laatste jaren treedt er een verschijnsel op waarbij de schors heel veel vocht uitscheidt; we noemen dat bloeden. De oorzaak is nog niet bekend (een bacterie of een virus?) maar betekent wel dat de boom ten dode is opgeschreven. Helaas zie je dan ook dat soms hele straten ontdaan moeten worden van zieke Rode paardenkastanjes. Gelukkig worden niet alle bomen aangetast.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 446.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 601.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Aésculus cárnea