Paarse morgenster - Tragopogon porrifolius

Hoewel niet erg opvallend door het grasachtig uiterlijk, kun je bloeiende Paarse morgenster niet missen. Vooral tijdens de uren van bloei tot zo tegen 14.00 uur valt de paarse kleur van de lintbloemen toch wel op. Deze lintbloemen zijn korter dan de omwindselbladeren. Daarin lijkt Paarse morgenster op de verwante Kleine morgenster. Het grasachtig uiterlijk is een mooie camouflage voor de plant in de bermen en op de dijkhellingen waar hij tussen het gras staat. Het melksap van Paarse morgenster is geel tot oranje.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een tweejarige Morgenster is Paarse morgenster, Tragopogon porrifolius L. uit de Composietenfamilie of Asteraceae. Paarse morgenster is zeldzamer dan de drie subspecies van de Gele morgenster. Hij is vooral te vinden op kleigrond in bermen en op dijkhellingen. De planten hebben geel tot oranjekleurig melksap. Dat zie je goed als je de stengel doorsnijdt.

Op de penwortel ontwikkelt zich een rechtopstaande gladde stengel die bovenaan overgaat in de bloemsteel die zich onder het hoofdje geleidelijk verbreedt. Aan de stengel is een aantal blauwgroene lijnvormige bladeren verspreid aan te treffen. De bladeren omvatten in het onderste deel als een schede de stengel. De schede is V-vormig open aan de andere zijde van de stengel dan waar de schede overgaat in de bladschijf. Deze bladschijf is het breedst op de aanhechting van de schede en loopt heel geleidelijk als een grasblad uit een spits toelopende punt. Het lijnvormig blad hangt daarbij gebogen over. In een grasrijke berm valt de plant nauwelijks op, maar is er een bloeiwijze, dan zie je hem gemakkelijker staan door de kleur van de lintbloemen. Dat is tijdens de bloei vooral in de ochtenduren, maar in de middag sluit het hoofdje en dan is de plant bijna niet waar te nemen.

De lintbloemen in het hoofdje zijn een behoorlijk stuk korter dan de (meestal acht) omwindselbladen, De lintbloemen bloeien van buiten naar binnen in het hoofdje. De buitenste vertonen als eerste hun meeldraden en uit de cilindervormige ruimte tussen de vergroeide helmknoppen piept wat later de stijl te voorschijn met zijn twee gekrulde stempellobben. Ook de stijl en stempels zijn paars tot zwartpaars van kleur.

Na bestuiving en bevruchting door bezoekers of door zelfbestuiving groeit het onderstandig vruchtbeginsel uit tot een nootje met een fraai pappus, waaraan het rijpe nootje door de wind kan worden meegenomen. De rijpe nootjes kunnen langer dan 3 cm worden. Hun snavel is wat korter.

MM_240911

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Morgenster - Tragopogon
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
lichtpaars, lila
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, lintvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, glad
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
lijnvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschap:

In Europa is Paarse morgenster al sinds de Oudheid ingevoerd. Hij werd gekweekt vanwege de eetbare wortel en de gebleekte bladspruiten werden als bladgroente gebruikt. Vanuit dit gebruik is de plant langzaamaan ingeburgerd op kleidijken in de kustprovincies en wordt gerekend tot de inheemse wilde flora.

De plantensoort 'Paarse morgenster' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Paarse morgenster is in de Heukels'flora omschreven als Doelsoort.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Paarse morgenster, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 170-171.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 627. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 699.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1106. De Nederlandse naam luidt in deze flora Blauwe morgenster.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Tragopógon porrifólius