Onder de toortsen is de Melige toorts gemakkelijk te herkennen aan de melig uitziende onderkanten van het blad. Ook de bloemstelen en kelken zijn melig of wit-viltig van kleur. De bloemen daarentegen zijn minder fel van kleur dan je meestal bij Toortsen aantreft. Ze hebben licht gele tot witachtige kronen.
Tot de opvallende kruidachtige planten horen de Toortsen of Verbascum soorten. Een tweejarige Toorts met witachtig tot lichtgele bloemen in de pluimen is de Melige toorts, Verbascum lychnitis L., uit de Helmkruidfamilie of Scrophulariaceae.
Na de kieming vormt zich in het eerste jaar op het hoofdwortelstelsel een rozet met een aantal langwerpige bladeren, die nauwelijks een bladsteel hebben, maar wel een aflopende wigvormige bladvoet. In het tweede jaar vormt zich uit het centrum van de rozet een rechtopstaande stengel, die bovenin kantig is. Aan deze stengel zitten de langwerpige bladeren verspreid; hun voet kan daarbij enigszins afgerond zijn af wat versmald. Ze zijn het breedst iets boven het midden. De bovenkant van de bladeren is vrijwel kaal, maar de onderkant is witviltig gekleurd door de vele sterharen die op die onderkant zitten. Dit zorgt voor een melig uiterlijk van die bladonderzijden waaraan de plantensoort zijn soortsnaam 'melig' te danken heeft. De bladeren hebben verder een licht gekartelde tot getande bladrand.
Bovenin de plant ontstaat een bloeiwijze die wat op een pluim lijkt. In de pluimtakken staan de regelmatig lijkende, maar eigenlijk tweezijdig symmetrische bloemen op ruim 6 mm lange bloemstelen. In de bloem staan vijf meeldraden en daaraan is een onderscheidend kenmerk te vinden, namelijk alle vijf de meeldraden hebben aan de helmdraad witte wollige haren. Bovendien staan de helmknoppen allemaal dwars geplaatst op de helmdraad. Het stempel is knopvormig. De kroonbladen zijn flets geelwit van kleur, tot bijna wit, en hebben geen donkere vlek. Bloemstelen en kelk zijn net als de bladonderkanten wit-viltig.
Je treft Melige toorts vaak aan op wat meer zandige en ruderale plekken, zoals verlaten bouwterreinen, in uiterwaarden, op spoorwegemplacementen, kortom op plaatsen waar de grond verrommeld is en waar redelijk wat voedselrijkdom aan te treffen is.
MM_180923
Melige toorts kun je in vrijwel heel Europa aantreffen op zandige, redelijk voedselrijke en droge gronden. Het is een soort van ruderale groeiplaatsen. Ook in de stedelijke omgeving kun je de soort wel eens vinden. Toortsen vind je ook steeds meer in bermen van autowegen.
Na de bloei blijft de rechtopstaande stengel nog lang staan. Ook als de plant verder al lijkt af te sterven. In de herfst en winter bij winderig tot stormachtig weer worden deze staken heftig heen en weer bewogen. Het zaad wordt dan uit de open vruchten weggeslingerd.
Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Melige toorts verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 198-
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 492. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 663.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 865.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Verbáscum lychnítis.
In het Duitse taalgebied luidt de naam Mehliche Königskerze, Braunwurzgewächse (Rothmaler, W (1981) Exkursionsflora.