Orchideeën zijn zeldzaam in onze inheemse wilde flora. De Mannetjesorchis hoort zelfs tot de zeldzamere soorten onder de Orchideeën. Met zijn paarse bloemen die op kleine mannetjes lijken kun je hem in het voorjaar bloeiend op een paar plaatsen in onze natuur vinden. Hij bloeit niet elk jaar, dat is een eigenschap die je wel meer bij orchideeën aantreft. Als je de soort vindt dan heb je meteen een wel heel bijzonder stukje natuur gevonden, want de plant heeft om te kiemen de juiste schimmels nodig in de grond. Alleen al door dit laatste feit blijft het een wonder om een bloeiende plant aan te treffen.
De Mannetjesorchis, Orchis mascula (L.) L., uit de Orchideeënfamilie of Orchidaceae, is een soort die gebonden is aan kalkhoudende bodem; hij houdt van een lichte, maar wel beschaduwde plaats in lichte loofbossen of in bosschages. De soort is in Nederland vrijwel enkel nog te vinden in het zuiden van Limburg en ook daar zeldzaam aan het worden.
Op de ondergrondse delen van deze meerjarige soort staat een rozet van bladeren die van boven glanzend zijn. De bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig met een wat stompe top en ze zijn meestal gevlekt. Naar de voet versmallen de bladeren. Uit de rozet komt een stevige stengel, die in het bovenste deel vaak wat roodachtig verkleurt; onderaan kunnen wat donkere streepjes te zien zijn. Langs de stengel staan een paar smallere stengelbladeren verspreid. Ze zitten schedevormig om de stengel en er enigszins tegenaan gedrukt.
De bloeiwijze is een aar met de bloemen daarin tamelijk losjes verspreid. De bloemen hebben veelal een paarse kleur die kan variëren van donker paars en paarsrood tot lila en paarsroze. Soms komt er wel eens een exemplaar voor met witte bloemen. De sepalen, vergelijkbaar met de kelkbladen van een drietallige bloem, vormen een helm en twee zijdelingse petalen, analoog met kroonbladen, staan wat gedraaid omhoog naast de helm. Het derde petaal (kroonblad) is de lip. Deze lip is door twee insnijdingen verdeeld in drie tamelijk brede delen. Het middelste deel is iets langer dan de twee andere delen. Deze drie lobben hebben nog wat kleinere insnijdingen. Op de lip is een aantal vlekken te zien; deze kun je beschouwen als een soort van honingmerk die bestuivers helpt om hun weg te vinden. Aan de achterzijde van de lip zit de spoor die schuin omhoog steekt en ongeveer even lang is als het getordeerde vruchtbeginsel. Achterin de bloem is het zuiltje met het stempel en de polliniën, de stuifmeelklompjes.
Ondergronds heeft de Mannetjesorchis een tweetal knollen waarin de plant reserves opslaat voor een volgend seizoen.
200502_MM
Mannetjesorchis heeft een verpreidingsgebied of areaal dat grote delen van Europa omvat en het noordelijk deel van Afrika, het gebied met het Atlasgebergte en naar het oosten tot in het noorden van Turkije. In de Benelux is de verspreiding in Nederland vooral beperkt tot het zuiden van Limburg met nog een enkele groeiplaats elders. In België en Luxemburg zijn veel meer standplaatsen van deze orchidee met flinke populaties.
De planten staan bij voorkeur in hellingbossen waar een hakhout cultuur bestaat. Aangezien dit type gebruik van de bossen de laatste tientallen jaren in onbruik is geraakt, is het aantal groeiplaatsen drastisch afgenomen. De bossen worden immers, doordat er niet meer gedund wordt en de bomen daardoor allemaal kunnen doorgroeien, te donker. Herstel kan plaatsvinden als het hakhoutregime weer opgenomen wordt, maar dat is tamelijk duur als onderhoudssysteem.
Zeldzaamheid
Mannetjesorchis was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017 en staat nog als 'bedreigd' vermeld in de Heukels' Flora van Nederland (2020).
Nog meer informatie over de ecologie van Mannetjesorchis en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 370-371.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 113. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 149.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 353.
Kreutz, C.A.J. (Karel) (2019), Orchideeën van de Benelux, deel 2: 1059-1069.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Órchis máscula.
In het Duitse taalgebied: Stattliches Knabenkraut, Orchideengewächse. Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 494. Ook wordt de Duitse naam Männliches Knabenkraut gebezigd (Kreutz, C.A.J., 2019).