In het getijdengebied tussen de hoogwater- en laagwaterlijn kun je Klein zeegras, Zostera noltei, aantreffen. Tijdens het droogvallen liggen de smalle vlakke lijnvomige bladeren op het slik waarin de soort wortelt. De bladeren zijn tot 25 cm lang en tussen de 0,5 en 1,5 mm breed. In de zomer kan het bloeien, dan zie je aan de wortelstokken korte stengels van 10 cm met daaraan tot drie schutbladeren met een verdikte schede waarbinnen de aarvormige bloeiwijze zit opgesloten. Dit is wat meer geelachtig van kleur in vergelijking met de schutbladeren die veel overeenkomst vertonen met de gewone bladeren en wat breder zijn.
Er komen in onze kustwateren twee soorten Zeegras voor, Groot zeegras en Klein zeegras. Beide behoren tot het geslacht Zostera. Klein zeegras, Zostera noltei hoort tot de Zeegrasfamilie, of Zosteraceae. Vroeger werden de Zeegrassen ingedeeld bij de Fonteinkruidfamilie, maar daar is de Zeegrasfamilie van afgesplitst.
Klein zeegras kan zich op het slik uitbreiden van de laagwater- tot de hoogwaterlijn en leeft dus ieder etmaal onder invloed van het getij tweemaal gedurende een zekere tijd onderwater resp. onder droge omstandigheden. Maar de laagwaterlijn is beperkt tot de lijn waar ook bij dood tij tijdens eb nog net water staat.
Het heeft een dunne, kruipende wortelstok die in de slikkige bodemlaag wortelt en zich horizontaal vertakt en uitbreidt. De wortelstok is heel dun, zo'n anderhalve mm dik. Door die horizontale uitbreiding breidt zich de soort vegetatief uit en kan een steeds groter stuk van het slik bezetten. Uit de wortelstok komen direct de smalle grasachtige en lijnvormige bladeren tevoorschijn zonder een stengeldeel. Deze bladeren kunnen in lengte variëren van 5 tot 25 cm en daarmee weet de plant een grootte te bereiken van zo'n 40 cm. De bladeren zijn tussen de 0,5 en 1,5 mm breed, vlak en hebben aan de top een indeuking. In de bladeren kun je drie parallelle nerven onderscheiden. De twee buitenste liggen vrijwel tegen de bladrand aan. Dit aantal nerven is gering in vergelijking met het blad van Groot zeegras dat niet alleen breder is, maar tot negen nerven kan hebben doorheen de hele lengte van zijn bladeren. Aan de voet heeft het blad een schede.
Wanneer het Klein zeegras gaat bloeien, dat is vooral in de zomerperiode tot in de late herfst het geval, ontwikkelen zich op de knopen van de wortelstok stengels van ongeveer 10 cm lang waaraan tot drie bloeiwijzen ontstaan. Het zijn schutbladeren, die sterk lijken op gewone bladeren, maar net wat breder zijn. Aan die schutbladeren, in het onderste deel redelijk dicht bij de bloeistengel, is een schede zichtbaar waarbinnen zich de bloeiwijze met bloemen ontwikkelt. De bloemen zitten aarvormig om en om boven elkaar in twee rijen, waardoor mannelijke en vrouwelijke eenslachtige bloemen elkaar lijken af te wisselen. De vrouwelijke bloemen zijn als eerste aan de beurt om te rijpen, het is dus een protogyne plantensoort. De stamper bestaat uit een vruchtbeginsel waarop een stijl staat die zich in twee draadvormige stempels splitst. Wanneer het vruchtbeginsel ontvankelijk is voor pollen of stuifmeel opent zich de schede en buigt de stijl met de stempels haakvormig naar buiten met als doel om drijvende pollenkorrels, afkomstig van andere planten, in te vangen. Enige tijd later rijpen de mannelijke bloemen. Die bestaan eigenlijk alleen uit een meeldraad met twee aparte helmhokken van 2 mm lang; aan de buitenkant hebben deze twee helmhokken een haakvormig schubje; Groot zeegras kent dit schubje niet, een mooi onderscheid derhalve tussen de twee Zeegrassoorten. Als het slijmerige draadvormige pollen gerijpt is, opent zich de schede opnieuw en laat deze tweede keer het slijmerige en draderige pollen, dat uit de helmknoppen komt vrij in het zeewater. Wanneer in het vruchtbeginsel na bevruchting een zaad, het is een nootje, ontstaan is een paar weken na bestuiving, opent de schede ten derde male om de rijpe, gladde en roodbruine zaden vrij te laten komen. Deze worden weer aan de zee prijsgegeven.
MM_210312
Klein zeegras heeft een verspreidingsgebied van de Kaspische, de Zwarte en Middellandse Zee tot kusten van het westen van Afrika tot noordelijk het zuiden van Scandinavië. Het areaal in de kustwateren van België en Nederland was behoorlijk uitgebreid, maar nu vind je het vrijwel alleen nog aan de zuidrand van Terschelling en in een deel van de Zeeuwse delta, voornamelijk in de Oosterschelde.
Klein zeegras vegetaties zijn ijl en open tot behoorlijk gesloten. Omdat ze gedurende het etmaal twee maal droog komen te staan kan het zoutgehalte dan door verdamping van water erg hoog worden. Als gevolg daarvan is het aantal wier- en diersoorten dat optreedt in Klein zeegrasvegetaties veel kleiner dan in de vegetatie van Groot zeegras dat altijd onder water staat en derhalve een veel minder wisselend milieu kent.
Net als van Groot zeegras is de populatie van Klein zeegras behoorlijk verminderd, hoewel er onder Klein zeegras geen epidemie geheerst heeft zoals we die in de dertiger jaren van de 20ste eeuw gekend hebben bij Groot zeegras.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Klein zeegras, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 268.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 97-98. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 118.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 206.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Zostéra nóltei.