Een heel zeldzame plant uit het geslacht Centaurie uit de Composietenfamilie is de Kalketrip, Centaurea calcitrapa, die we enkel in Zuid-Limburg aantreffen op de kalkplateaus en steile kalkgraslandhellingen. De laag blijvende plant heeft wat weg van een struik, daar speelt het uiterlijk van de bladeren zeker ook een rol bij: die zijn vooral aan de toppen van de vertakte stengels gelig tot strokleurig en zien er hard uit. De hoofdjes staan in bladoksels lager in de plant, waardoor de roze tot purperen bloemen veel minder opvallen.
Een heel bijzondere verschijning in de plantenwereld en ook heel zeldzaam is de Kalketrip, Centaurea calcitrapa L., uit de Composietenfamilie.
Het geslacht Centaurie kennen we vooral door de Korenbloem, het heel algemene Knoopkruid en de Grote centaurie. Maar naast de zeldzaam wordende Korenbloem vinden we sinds kort in de buurt van Nijmegen de Rijncentaurie en in Zuid-Limburg op de kalkplateaus en -hellingen vinden we de zeer zeldzame Kalketrip, waarvan we hier opnamen laten zien, gemaakt op verschillende tijdstippen op de Sint Pietersberg. Volgens sommige plantkundigen zou de soort enkel nog maar als adventieve soort te beschouwen zijn; dat wil zeggen dat de soort dan toevallig ergens aanwezig is. We beschouwen de plantensoort tegenwoordig als bestendig en behorend tot onze flora (Majoor, G.D. et al (2020) zie naslaginformatie).
Het zijn overjarige planten. Ze hebben een karakter dat je doet denken aan een struik. Ze zijn in het vroege voorjaar te herkennen aan de strokleurige, lijn- lancetvormige bladeren aan de top van de enigszins omhoogstaande vertakte stengels. Deze strokleurige bladeren eindigen in vervaarlijke stekelpunten. Naar beneden toe, richting maaiveld, zijn de bladeren donkergroen van kleur; deze zijn ingesneden en daardoor veerdelig van vorm. Ze vormen daar aanvankelijke een rozet. De bladeren, die hogerop verspreid aan de stengels staan, lopen niet in lijsten door langs de stengels.
Later, aan het eind van het voorjaar, verschijnen er in de plant in de oksels van lager staande bladeren bloemknoppen met een heel korte steel. Deze knoppen worden dikker en in de zomer gaan ze open. De hoofdjes die te voorschijn komen hebben roze tot purperen, soms witte, buisbloemen. Op de bloemen zijn klierpuntjes te onderscheiden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Grote centaurie, de Korenbloem en veel exemplaren van het Knoopkruid ontbreken de grote trompetvormige randstandige bloemen. Daardoor is de bloei erg bescheiden. Daarentegen vallen de omwindselblaadjes heel erg op. De buitenste lopen uit in een lange stekel die onderaan begeleid wordt door een aantal kleine stekels. Tijdens een warme herfst kunnen de onderstandige vruchtbeginsel volledig uitrijpen tot nootjes. Maar die hebben dan geen pappus.
MM_140728, aangevuld 210127
De in onze contreien zeer zeldzame Kalketrip is afkomstig uit het midden en zuiden van Europa. Rond de Middellandse Zee, in Zuidwest-Azië in de westelijke streken en het midden van Europa is haar oorspronkelijk areaal gelegen. Ook in Noord-Amerika is Kalketrip ingeburgerd. Ze kwam vroeger op meerdere plekken voor, maar toen ze niet meer gevonden werd heeft men het voorkomen als een toevalligheid beschreven en is Kalketrip bij de adventieve plantensoorten van Nederland ingedeeld. Momenteel beschouwen we de soort weer als behorende tot de wilde flora van Nederland en ook België (Majoor, G.D., O.P.J.H. Op den Kamp, T. de Jong-van Heusden, M.J.M. Martens & R.H.J. Erkens (2020): Natuurlijk Maastricht. Compacte stad in een weids landschap. SNL: pp 277).
Een van de oude plaatsen van voorkomen van Kalketrip was op de zuidelijk geexponeerde kalkhelling van de Sint Pietersberg. De opnamen die we gemaakt hebben op 25 juli 2014 zijn ook van de zuidelijk geëxponeerde helling 200 m oostelijk van de Duivelsgrot langs een pad. Er staat een hele reeks van 25-30 planten naast elkaar. In de Flora van Heukels is aangegeven dat de soort op een tweetal plekken in Zuid-Limurg weer is aangetroffen. Nederland ligt aan de noordgrens van het areaal, wellicht dat dat mede een rol speelt bij het al dan niet langer kunnen voorkomen van de soort in onze contreien. Een uitgebreid overzicht van het voorkomen destijds is te vinden in Weeda, E. deel 4 (zie naslaginformatie).
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Kalketrip, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 152.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 621. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 680-681.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1008 en 1098.