Video Determinatie

Gele helmbloem - Pseudofumaria lutea

Gele helmbloem, Pseudofumaria lutea, heeft ingesneden bladeren en helder gele bloemen. Deze staan in trossen en zijn tweezijdig symmetrisch. De plant staat vaak op of tegen oude muren, vooral als het om kademuren gaat van rivieren. Ze staat meestal redelijk in de schaduw en niet in de volle zon. 

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een in de zuidelijk helft van ons land veel voorkomende plantensoort in de stedelijke omgeving is de Gele helmbloem, Pseudofumaria lutea (L.) Borkh., uit de Papaverfamilie of Papaveraceae. Een oudere wetenschappelijke naam voor de Gele helmbloem is Corydalis lutea.

De planten blijven tamelijk laag tot zo'n 40 cm hoog. Het zijn meerjarige, overblijvende planten, met vertakte wortelstokken. Uit de wortelstokken komen meerdere stengels te voorschijn, waardoor een plant een tamelijk bossig uiterlijk heeft. Aan de kantige, opstijgende stengels staan de bladeren verspreid. De stelen van de bladeren zijn van boven vlak. Deze bladeren zijn ingesneden, waardoor ze meervoudig veerdelig van vorm zijn. De deelblaadjes aan het eind van de vertakte bladeren zijn vaak drielobbig, maar de rand van de ingesneden bladeren is gaaf.

Aan het eind van de stengels vind je de trossen met goudgele bloemen. Deze zijn tweezijdig symmetrisch en hebben in de verte de vorm van een helm. Ze staan horizontaal of iets naar boven gericht. De twee kelkbladen vallen al snel af. Een van de kroonbladen heeft een spoor, waarin nectar geproduceerd wordt. Deze nectar trekt insecten aan, die voor de bestuiving en bevruchting zorgen. Binnen de bloemkroon staan de vier meeldraden; deze zijn nogal typisch vergroeid met elkaar, waardoor je kunt spreken van een tweetal bundels van meeldraden. Het bovenstandig vruchtbeginsel heeft een stijl met stempel. Al snel na bestuiving, valt deze van de doosvrucht af. De zaden die in de vrucht ontwikkelen zijn glanzend en hebben een zogenaamd mierenbroodje. Dit aanhangsel vinden mieren zo lekker, dat ze de zaden meeslepen naar hun mierenkolonie en zo zorgen voor de verspreiding van de zaden.

Na invoer van de Gele helmbloem als stinzenplant heeft de soort zich door verwildering vooral in de zuidelijke helft van Nederland verspreid op steenachtige groeiplaatsen. Hoewel de plant niet meer als beschermd te boek staat is het aan te bevelen de planten te ontzien.

MM_160314 

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Muurhelmbloem - Pseudofumaria
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.20 - 0.40 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
tros
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, met spoor
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkbladen, 4 kroonbladen
Meeldraden:
4 in bundels
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, kantig
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
ingesneden, twee tot drievoudig geveerd
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
vertakte wortelstokken
Plantengemeenschappen:

Gele helmbloem is inheems in het zuidelijke deel van de Alpen en hier terecht gekomen doordat mensen de plant hebben ingevoerd en aangeplant in tuinen en parken vooral bij buitengoederen. Het is van oorsprong in Nederland dan ook een stinzenplant, maar in de negentiende eeuw is de plant uit de tuinen van die buitengoederen, die in het noorden' stinzen' genoemd worden, verwilderd en is tegenwoordig een plant die goed stand houdt op en tegen oude muren. Stadsmuren, kademuren en vooral de uit mergelsteen opgetrokken muren in Zuid-Limburg zijn favoriete plaatsen van de Gele helmbloem.

De plantensoort 'Gele helmbloem' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De mierenbroodjes aan de gladde zaden zijn heel aantrekkelijk voor mieren, die deze broodjes meenemen naar hun nest en dan de zaden die eraan vastzitten meeslepen. Een interessante vorm van zaadverspreiding.

Was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017.

Meer informatie over de ecologie van de Gele helmbloem en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 266.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 265. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 303-304.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pseudofumária lútea.