Akkerklokje valt in de stedelijke omgeving op door zijn naar één zijde gerichte bloeiwijze met veel blauwe tot violette bloemen. De planten maken ondergrondse uitlopers en kunnen zodoende bijvoorbeeld de overgang tussen de stoep en een tuinmuur met gemak bezetten en zo de stad versieren met hun kleurenpracht. De bladeren staan verspreid en worden van beneden naar boven van driehoekig eirond steeds meer lancetvormig. Ze hebben een gekartelde tot gezaagde bladrand.
Een meerjarige plant die zich steeds meer en opvallend vertoont in de stedelijke omgeving is Akkerklokje, Campanula rapunculoides L. uit de Klokjesfamilie of Campanulaceae. Het is van oorsprong een inheemse wilde plantensoort, die op open, tamelijk vochtige en omgewoelde bodem gedijt en aan te treffen is in bermen en akkerranden, waar de naam ook op duidt. Die plekken, waar de soort van nature voorkomt, worden echter steeds minder in aantal door de intensieve manier waarop het buitengebied wordt beheerd. Sedert de negentiger jaren vindt een aantal van deze inheemse soorten echter een plaats in onze stedelijke omgeving, ook al lijkt het erop dat het in dit geval om een genetisch iets andere soort gaat, dan de oorspronkelijke inheemse wilde soort. Maar voor ons maakt dat niet veel uit; er is immers weinig anders aan te zien.
De planten hebben ondergronds aan hun wortelstelsel uitlopers, waarmee ze een gebied kunnen koloniseren en op diverse plekken scheuten kunnen ontwikkelen. De stengels kunnen tot ruim een meter hoog worden. Deze zijn een beetje kantig en de bladeren staan er verspreid aan. De bladeren in het onderste deel van de planten zijn driehoekig tot eirond en kunnen een afgeronde of licht hartvormige voet hebben; ze hebben een steel. Hogerop in de plant worden de bladeren steeds meer lancetvormig en zijn zonder steel zittend. Ook de kleine schutbladeren in de tros onder de bloemen zijn smal lancetvormig. Stengel en bladeren zijn licht behaard met korte aangedrukte haren.
De bloemen staan in trossen en wijzen alle in één richting; dat leidt ertoe dat de bloemen om en om in die gezamenlijke richting draaien door hun bloemsteel te torderen. De bloeiwijze geeft daardoor wel een heel rijk beeld en buigt ook enigszins in de richting waarin de bloemen staan. Iedere bloem heeft vijf kelkslippen die teruggelagen kunnen zijn en verder vijf vergroeide blauwe tot licht-violette kroonbladen. Er zijn vijf meeldraden. Het onderstandig vruchtbeginsel heeft één stijl met daarop drie stempellobben en het groeit na bestuiving en bevruchting uit tot een doosvrucht.
MM_230714
Het oorspronkelijk areaal in Nederland moet je zoeken in het zuiden van Limburg langs de grote rivieren, in bermen en aan de randen van akkers. Tegenwoordig breidt de soort zich uit in de stedelijke omgeving.
Stads- en Stoepplant
Akkerklokje was een door de flora en faunawet wettelijk beschermde plant tot 2017. Tegenwoordig is de soort niet meer op de Rode lijst vermeld, hetgeen samenhangt met de opmars in de stedelijke omgeving.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Akkerklokje, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 12
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:
Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 731-732.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:
Denters, T. (2020) Stadsflora van de Lage Landen, Fontaine Uitgevers: 72-73.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Campánula rapunculóides