De Zwarte den of Pinus nigra onderscheidt zich van de andere naaldbomen door de donkere schors en twijgen, de lange wat stijve iets stekende naalden van 10 cm of meer en de veel hars bevattende knoppen met aanliggende schubben. Er worden twee variëteiten onderscheiden namelijk "nigra" de Oostenrijkse den, en "laricio" de Corsicaanse den. Bij dennen bestaat nogal wat variatie in het aantal bij elkaar staande naalden. Bij deze soort zijn dat er steeds twee net als bij de Grove den. De kegels zijn tot wel 8 cm lang en dragen scherpe uitsteeksels.
Pinus nigra var. laricio of Corsicaanse den is een in Zuid-Italië en op Corsica voorkomende vorm van de Zwarte den; deze wetenschappelijke naam wordt in de nieuwste druk van de Heukels' Flora gebruikt. De soort behoort tot de naaldbomen en wel de Dennenfamilie of Pinaceae, en is al in de 18de eeuw in onze streken ingevoerd en sindsdien in bossen aangeplant. Het is een boom die een hoogte van wel 30 m kan bereiken. In oudere flora's wordt deze subspecies Pinus nigra subsp. maritima genoemd.
De schors is zwart tot donkergrijs, ook de naalden zijn wat donkergroen van kleur, waardoor de naam, zwart, betekenis krijgt.
Toch is dat niet helemaal vanzelfsprekend. De naalden van de variëteit nigra zijn vrij donker van kleur, die van de variëteit laricio, de Corsicaanse den, die we hier op de eerste plaats bespreken, heeft juist wat lichter groene naalden. De naalden van deze variëteit zijn ongeveer 8 tot 10 (tot 15) cm lang, staan wat verder uit elkaar, zijn daarnaast wat minder stijf, vaak gedraaid en daarmee in verschillende richtingen wijzend. Dit in tegenstelling met de ondersoort of variëteit "nigra" waarbij de naalden dichter opeen staan, wat stijver zijn en in dezelfde richting wijzen.
De naalden staan in zogenaamde kortloten in bosjes van twee bij elkaar, de scheden rondom de naalden zijn 1 tot 1,5 cm lang.
De mannelijke bloeiwijzen verschijnen in mei; de minikegels, met daarin de eicellen, zijn dan al aangelegd en ontvankelijk. Na bevruchting doen de kegels met de zaden er ongeveer 3 jaar over om te groeien en kiemkrachtig zaad te vormen. De kegels bereiken uiteindelijk een lengte van ongeveer 8 cm, ze staan vaak met twee bijeen. Ze dragen brede kegelschubben, zijn min of meer scherp gekield (het uitsteeksel op de kegelschub), waarbij het uitsteeksel wat opzij wijst.
Onder iedere kegelschub ontwikkelen zich twee zaden. Deze bestaan uit een nootje met daaraan een papierdunne vleugel. Deze vleugel is ongeveer 3 x zo lang als het nootje, ongeveer ovaal van vorm met een uitbochting boven de inplant. Wanneer de kegels rijp zijn en bij droog weer, openen de kegelschubben zich en kunnen de zaden zich met behulp van de wind ver verspreiden.
GB_181031
Corsicaanse den vinden we vaak aangeplant samen met Grove den, Douglasspar, Fijnspar en Hemlockspar. De zo ontstane bossen rekenen we wel tot de Klasse der Boreaal-Montane Naaldbossen (Vaccinio-Piceetea). Meestal zullen in onze streken, en bij afwezigheid van beheer, de naaldbomen opgevolgd worden door loofbomen, en zullen de gemeenschappen overgaan naar de Klasse der Eiken-Beukenbossen op voedselarme grond.
Op droge en kalkhoudende bodems groeit de Zwarte den beter dan menige andere boomsoort.
Bij Den of Pinus bestaat nogal wat variatie in het aantal naalden per "kortlot" dit zijn de naalden bosjes. Heel vaak twee bijeen maar drie en vijf komen ook voor. Bij Pinus monophylla staan de naalden zelfs apart.
Het hout van Pinus nigra (beide variëteiten) is voor bouw- en timmerwerkzaamheden van weinig waarde, daarvoor bevat het te veel hars. Hout van dennen heet in de vakhandel: grenen, dat van sparren: vuren.
De lange tijd die nodig is om van bevruchte eicel tot rijp zaad te komen, namelijk drie seizoenen, leidt ertoe dat je aan deze denneboom drie jaargangen van kegels vindt. Let daar maar eens goed op als je door een naaldbos wandelt en daar dennebomen tegenkomt.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 75. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 85-86.
Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 113.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pínus nígra subsp. larício