Ga eens buiten zitten, en probeer om alleen maar waar te nemen. Alleen maar zien, horen, ruiken, voelen; zonder oordeel, zonder woorden, zonder namen te geven.
Tenzij je een geoefend zen-meester bent, zal het je waarschijnlijk moeilijk vallen. Toch is het fijn om te proberen. Het gevoel op je huid, het geluid in je oren, de kleuren en vormen en bewegingen op je netvlies; je bent je van alles veel meer bewust. Je zult meer genieten.
Toch zul je ook iets missen.
Vroeger, als mijn moeder en ik samen buiten waren, zei ze bijvoorbeeld wel eens: “Kijk, een bruine kiekendief!” Dan keek ik op en zag in de lucht in de verte een donkere vlek met vaag de vorm van een vogel. Ik zag een vogel, maar zij zag een bruine kiekendief! Mijn moeder zag meer dan ik.
Wanneer nu de winterakonieten hun kopjes boven de grond uitsteken, dan zie ik meer dan gele bloemetjes met een bladerkrans. Dan zie ik vroege bloeiers die het voorjaar aankondigen. Die houden van beschutte plekken onder struiken en hagen die nog kaal zijn, zodat ze zonlicht krijgen. Die zelden bestoven worden omdat er maar weinig insecten zijn. Die zich daarom vooral vegetatief vermenigvuldigen. Die voedsel opslaan in hun wortels om volgend jaar weer snel uit de grond te kunnen schieten. Dan zie ik winterakonieten. Het zijn vrienden van me geworden. En om een goede vriend na lange tijd weer te zien, is altijd fijn.
Ga verder naar Winterakoniet uit de Ranonkelfamilie
Tekst en afbeelding van Roel Suidgeest, 5 februari 2019, bijgewerkt op 4 februari 2024 © Flora van Nederland