Tot na de winter zie je de blauwe berijpte pruimpjes aan de struiken zitten. Deze zijn pas eetbaar nadat de vorst goed over de pruimen is heen gegaan.
De oude takken van de Sleedoorn lopen uit in een doorn, waardoor de struik uitstekend toepasbaar is in struwelen en heggen die ter afscheiding dienen tussen weilanden. De jonge takken zijn behaard, dof en zwartachtig.
De bladstelen zijn 4-10 mm lang en de ovale bladschijf is 2-4 cm lang. De bladrand is fijn gezaagd.
De witte kroonbladeren zijn 5-8 mm lang. De steenvrucht staat in het algemeen rechtop, is donkerblauw van kleur en sterk berijpt. De alleenstaande vruchten zijn 1-1,5 cm groot, hard en zeer wrang. Pas nadat de nachtvorst er goed is overheen gegaan zijn ze wat smakelijker.
Ga verder naar het volledige plantenpaspoort met video