Video Determinatie

Bosveldkers - Cardamine flexuosa

Een vanaf het begin van de lente tot in de volle zomer bloeiende soort met witte bloempjes is de Bosveldkers, Cardamine flexuosa. De soort vind je ook wel op beschaduwde plaatsen in plantsoenen. De bodem moet wel redelijk vochtig zijn. In de witte bloemen staan 6 meeldraden. De hauwen komen nauwelijks boven de bloemtrossen uit. De onderste delen van de stengels en bladstelen zijn behaard. De planten kunnen tot kniehoogte uitgroeien.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Vroeg in het voorjaar kun je al een flink aantal bloeiende plantensoorten aantreffen. Bij de Kruisbloemenfamilie gaat het om een aantal soorten die relatief klein blijven, maar, omdat de bloempjes vaak goed opvallen tegen de donkergroene achtergrond van de bladeren, zijn ze niet over het hoofd te zien. Eén van deze kruiden is de Bosveldkers, Cardamine flexuosa With., een eenjarige plantensoort die in loofbossen, op bospaden, aan slootkanten en beekoevers en in ruigten te vinden is. Het is een soort uit de Kruisbloemenfamilie of Cruciferae.

Het zaad van de Bosveldkers kiemt meestal laat in het jaar, in de herfst, en vormt dan een kleine rozet die overwintert. De bladeren die de rozet vormen zijn oneven geveerd met soms een behoorlijk aantal van tegenover elkaar staande deelblaadjes, die wat langgerekt zijn en een grof gekartelde bladrand hebben. Wel vind je er een aantal rechte haren op. Die haren zitten ook onder aan de bladsteel. Deze steel is wat verbreed naar de aanhechtingsplaats op de hoofdwortel, maar heeft geen oortjes. Aan het eind van de winter komt er een aantal stengels te voorschijn die eindigen in een tros met bloemen. Deze stengels zijn onderaan behaard. Aan de stengels zitten meestal vijf tot negen bladeren. Ze staan verspreid aan de bloeistengel. Ook deze stengelbladeren zijn oneven geveerd en ze zijn aan de voet sterk behaard. De planten krijgen dan, mede door het grote aantal rozetbladeren, de vorm van een polletje.

De min of meer rechtopstaande stengels eindigen in een trosvormige bloeiwijze met kleine kruisvormige bloempjes. De bloemen hebben vier kelk- en kroonbladen. De kelkbladen zijn tamelijk smal en spits; de witte kroonbladen zijn ongeveer twee maal zo lang als de kelkbladen. Zelden zijn de kroonbladen 5 mm lang, meestal halen ze die lengte niet. Het aantal meeldraden bedraagt zes, wat een duidelijk onderscheid is met de Kleine veldkers die er meestal maar vier heeft. Het bovenstandig vruchtbeginsel heeft een stijl met stempel. Na bevruchting, vaak is er sprake van zelfbevruchting doordat pollen of stuifmeel uit de meeldraden op het stempel komt, groeit het uit tot een ongeveer 2 cm lange min of meer rechte hauw. De hauwen steken nauwelijks boven de bloeiwijze uit, ze zijn enigszins afgeplat van vorm en hebben bijna geen snavel.

Bosveldkers is nauwe familie van de Pinksterbloem, Cardamine pratensis, maar dan wel een klein blijvend familielid in vergelijking met de Pinksterbloem.

MM_140226

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Veldkers - Cardamine
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.40 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
tros
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kelkbladen, 4 kroonbladen
Meeldraden:
6 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
hauw
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard, gevuld
Schors:
-
Bladstanden:
rozet, verspreid
Bladvormen:
oneven geveerd, samengesteld
Bladrand:
gekarteld
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Bosveldkers is van oorsprong een soort die in vrijwel heel Europa voorkomt. Ook in het zuiden en oosten van Azië is de plant inheems. Ze is eveneens op een aantal plaatsen in Noord-Amerika te vinden. In onze contreien is de soort steeds algemener geworden, maar op droge zandgronden, de pleistocene gebieden in Nederland bijvoorbeeld, in op zware kleigrond komt ze minder of vrijwel niet voor. De soort heeft een voorkeur voor loofbossen of beschaduwde plaatsen, waar voldoende vocht in de bodem zit. Bij voorkeur houdt de soort van een grondwaterstroming die min of meer horizontaal is. Je vindt de soort dan ook langs beken op de drogere oeverzone. En ook in plantsoenen en bijvoorbeeld kwekerijen. 

De plantensoort 'Bosveldkers' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Vermeldenswaard is op deze plaats de ontdekking van de Arabische (of Aziatische) veldkers, dit is overigens een voorlopige naam voor deze plantensoort, in Nederland in de winter van 2014. In Vroege Vogels van 16 februari 2014 werd mededing gemaakt van de aanwezigheid van deze plantensoort in de stedelijke omgeving, maar opvallend genoeg vooral in kwekerijen en op begraafplaatsen. De soort houdt het midden tussen de Kleine veldkers en de Bosveldkers en heeft bijvoorbeeld 6 meeldraden, wat overeenkomt met de Bosveldkers en afwijkt van de Kleine veldkers. Om de ecologie van deze soort beter te begrijpen vragen FLORON en Naturalis om op de plantensoort te letten en eventueel exemplaren op te sturen ter determinatie door specialisten (bericht van Vroege Vogels 16-02-2014). 

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Bosveldkers en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 28.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 423. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 483.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 501 en 525.

Denters, T.  (2020) Stadsflora van de Lage Landen, Fontaine Uitgevers: 206.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cardámine flexuósa.