Video Determinatie

Uitstaande melde - Atriplex patula

Alle Melde- en Ganzenvoetsoorten zijn lastig van elkaar te onderscheiden. De meesten hebben een grijsgroene ook wel melige uitstraling vanwege een korrelige, witachtige beharing. Deze haren zijn klein, rond of ovaal van vorm en zijn makkelijk van het blad af te wrijven. Uitstaande melde wordt gekenmerkt door zijn forse voorkomen met vlak boven de bodem sterke zijassen, waarvan de lengte zo groot kan zijn als de hoogte van de plant. De enkelvoudige bladeren hebben naar voren gerichte zijlobben. Anders dan de Ganzenvoeten hebben Melde-soorten driehoekige bloem- en vruchtkleppen. Ook zijn soorten van het geslacht Melde vaak wat rood aangelopen. Uitstaande melde is een éénjarige plant, die we vinden in tuinen, akkers, in bermen en in het algemeen op bemeste grond. Deze zeer algemene soort is veel minder dan zijn soortgenoten gebonden aan een zilt milieu.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Uitstaande melde, met de wetenschappelijke naam Atriplex patula, is een weinig opvallende, maar wel forse éénjarige soort uit de Amarantenfamilie of Amaranthaceae. Tot deze familie behoort een aantal soorten uit het zoute of zilte milieu. Uitstaande melde is echter niet daaraan gebonden maar komt veel voor op akkers, bouwland en in tuinen, standplaatsen die vergelijkbaar zijn met die van Melganzenvoet (Chenopodium album). Deze planten kunnen een hoogte bereiken van 90 cm (-100 cm) en zijn bijna twee keer zo breed. De onderste zijassen staan om en om aan de stengel geplaatst, een aantal dicht boven elkaar, en kunnen bijna even lang worden als de planten hoog zijn.

Onder de zijtakken vinden we steeds een stengelblad geplaatst. Al deze bladeren zijn enkelvoudig maar verschillen sterk, van de laag geplaatste tot die bovenin de bloeiwijze. De onderste zijn tot 10 cm lang, spiesvormig, zwak getand, en met zijlobben meer naar voren, dan naar opzij geplaatst. Dit is een onderscheid met de meeste andere Melde-soorten waar de zijlobben zijwaarts zijn gericht. De bovenste bladeren of de schutbladeren zijn langwerpig tot lancetvormig, zonder zijlobben. De maximale lengte van de bladsteel is ongeveer 1 cm.

Alle delen, bladeren, stengels en bloemdelen zijn bedekt met grijze bolvormige haren, zie verder onder bijzonderheden, en geven de plant de indruk van bestoven te zijn met meel. De naam 'Melde' en 'meel' zouden de zelfde woordbetekenis hebben (etymologisch dezelfde herkomst hebben). Bij Melde soorten hebben de bolletjes een ovale vorm.

De bloeiwijze is het best te omschrijven als een kombinatie van aren en kluwens, ofwel als een aar met bloemen in clusters. Op korte afstand zijn zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen te vinden. Deze zijn bijzonder klein, waarbij de mannelijke een eenvoudig bloemdek dragen, de vrouwelijke twee steelblaadjes, die later uitgroeien tot twee kleppen. Deze zijn driehoekig tot ruitvormig. Wanneer de vruchten rijpen, is dit duidelijker te zien en groeien de vruchtkleppen uit waarbij ze de zaden omhullen. Uiteindelijk kunnen de kleppen wat rood kleuren aan de randen.

GB _2015-09-28

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Melde - Atriplex
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.20 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
groen, grijs
Bloeiwijzen:
aar, kluwen
Bloemvorm:
bloemdek
Bloemtypen:
eenslachtig, eenslachtig en/of tweeslachtig
Bloembladen:
5 bloemdek
Meeldraden:
5 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, kantig
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
spiesvormig, enkelvoudig (gewoon blad), langwerpig
Bladrand:
zwak getand
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Uitstaande melde is in Nederland een zeer algemene soort, we kunnen deze overal aantreffen. Ook in België is de soort algemeen, behoudens in de Ardennen.

Bij de verspreiding over de wereld vinden we een voorkomen in de gematigde zones van Noord-Amerika, Europa en Azië.

Deze soort wordt in Schaminee et al., 2010; Veldgids Plantengemeenschappen genoemd als kensoort van de orde van Grote klaproos [30A] en wel in de

30Aa2, Nachtkoekoeksbloem-associatie.

De plantensoort 'Uitstaande melde' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Tot de Amaranthaceae horen in Nederland onder andere de geslachten Salicornia (Zeekraal), Loogkruid (Salsola), Schorrenkruid (Suaeda), Vlieszaad (Corispermum), Melde (Atriplex), Chenopodium (Ganzenvoet), Beta (Biet) en Amarant (Amaranthus). De eerste 7 geslachten worden in oudere flora's ingedeeld bij de Ganzenvoetfamilie of Chenopodiaceae.

De haren van de geslachten Ganzenvoet en Melde worden wel blaasharen genoemd, ze zijn meestal twee tot drie-cellig, waarbij een of twee cellen de steel vormen (soms bestaat de steel uit 4 cellen!) en de andere een bolletje of blaasje. Bij Atriplex is het bolletje ovaal van vorm. Het geheel ziet er uit als een miniboompje. Deze blaasharen hebben als functie de opslag van water en zouten, bijvoorbeeld van keukenzout (NaCl) op plekken langs de kust. De haren staan in verbinding met epidermis en mesophyll cellen en accumuleren water en zouten. Wanneer ze barsten voeren ze deze zouten af waardoor ze de ionenconcentratie in de cellen helpen regelen.

Van de haren wordt ook genoemd dat ze een rol kunnen spelen als wateropslag.

Bij deze soort worden wel twee variëteiten beschreven namelijk de var. bracteata en var. patula. De status van deze variëteiten is echter onduidelijk.

Uitspraak (klemtoon of accenten) van de wetenschappelijke naam: Átriplex pátula

Meer informatie over morfologie, standplaats en ecologie samen met de relatie tot andere organismen is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 166. Deze soort is hier nog ingedeeld bij de Ganzenvoetfamilie of Chenopodiaceae.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 307. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 508.

Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 174.